Skip to content

 “Feyenoord is altijd het enige constante in mijn leven geweest”

Iwan van Duren (50) werd in 2016 wat hij altijd al wilde zijn. Maar daar zag het lang niet naar uit. Hij was een linkse activist die op een dodenlijst stond. Via een lange omweg belandde hij toch waar hij wilde zijn: als VI-watcher in De Kuip. Hoe een kraker met Feyenoord-liefde sportjournalist werd.

Tekst: Daan Rieken
Foto’s: Edwin Verheul en Daan Rieken

Een vrijdagavond, eind november. Van Duren staat in de bibliotheek van het Gelderse Beek-Ubbergen voor een vitrinekast. Hij tuurt erin. Tussen wat sportprullaria staan boeken uitgestald met titels als Voetbal in een vuile oorlog, Guus Hiddink, Voetbal & Maffia, Voetbal & Maffia in de Lage Landen, Eindspel en Slag om de skyboxen. Het zijn zíjn boeken. Ze weerspiegelen de wonderlijke loop die z’n leven genomen heeft.

In 2008 mocht de oud-kraker ineens naar Pauw & Witteman om te vertellen over een spraakmakend verhaal – sportboek van het jaar – dat hij met Marcel Rözer maakte over het WK van 1978 in Argentinië. Een bundel over matchfixing verder, was de gewezen activist plots een gevierd onderzoeksjournalist. En nu hebben zo’n vijftig mensen betaald om in een bibliotheek te komen luisteren naar een lezing. Van hem. Iemand die niet eens zo lang geleden nog slangen van tankstations doorsneed uit protest tegen Shell en de apartheid in Zuid-Afrika. Man die naar eigen zeggen niets kan. Zelfbenoemd figuur zonder ruggengraat.

Links en rechts slaan biebbezoekers hem op de schouders. Velen kennen hem van tv en zijn werk voor VI, anderen juist van vroeger. Hij woonde hier hemelsbreed nog geen twee kilometer vandaan. Tot zijn 35e bivakkeerde Van Duren in ‘de Refter’. Een kasteelachtig Ubbergens pand waarin een democratische leefgemeenschap huist, met als doel een milieu- en mensvriendelijker bestaan te leiden. Het is een uitvloeisel van zijn activistentijd. Vanaf eind jaren tachtig was hij actief in de Nijmeegse krakersscene. Hij verzette zich tegen de ontruiming van kraakpanden, maakte radicale radioprogramma’s, richtte een alternatieve linkse boekhandel op en deed veel dingen waarover bekenden uit die tijd nog steeds liever zwijgen. De angst voor strafvervolging is te groot.

“Of ik molotovcocktails gegooid heb?” Van Duren peinst. “Als dat zo was zou ik het niet zeggen. Spijt van die tijd heb ik niet. Ik deed niemand iets aan waar ik niet achter stond en was domweg gelukkig. Wel vind ik het naïef hoe zwart-wit ik de wereld toen bekeek. Een aparte periode. Zonder telefoon, zonder internet: ik had niets. En ik kon ook niets. Was hier vaak in de bieb te vinden om boeken te lezen waarvan ik me de aanschaf niet kon veroorloven.”

Milieu, woningnood, apartheid, gevangen gehouden apen, biologisch voedsel: kraker Van Duren hield zich met alles, behalve zichzelf bezig. Het doel was simpel. De wereld verbeteren. Dat werd trouwens niet door iedereen gewaardeerd. Volgens het Openbaar Ministerie was de man die in 2005 activist Louis Sévèke doodschoot als wraak voor zijn verbanning uit de Nijmeegse krakerswereld, waarschijnlijk op zoek naar Van Duren. Die had geluk: Marcel T. kon ‘m niet vinden en knalde zijn vriend neer.

De Voetbal International-journalist krabt aan z’n hoofd als ie voor z’n lezing de vitrinekast met al zijn boeken bekijkt. Moet je zien waar hij nu is. Hij woont nog steeds in de buurt van Nijmegen, maar inmiddels in een mooi optrekje aan de Ooijse Banddijk met uitzicht over de Waal. Om te lezen hoeft hij al lang niet meer naar de bieb, in de boekhandel kan hij kopen wat ie wil. Van Duren dankt zijn welvaart aan een tegenstelling. Het met collega Tom Knipping schrijven over misbruik van geld in de voetbalwereld, leverde hém juist centen op. Jaren worstelde hij zich daarvoor door stapels archieven, politiedossiers en reisde hij van Thailand tot de Cariben. Toch doet hij pas sinds dit jaar wat hij echt leuk vindt: Feyenoord volgen.

“Mijn ouders dachten dat ik een genie was en lachten me uit als jochie van tien. ‘Heb je zoveel hersens en zit je kop alleen maar vol met onzinnige weetjes over Feyenoord. Daar ga je nooit je geld mee verdienen.’” Luid gebulder. “Daarom is het juist zo ontzettend mooi dat ik dat voor de VI sinds dit seizoen wel doe. Ik leef mijn droom. Je moest eens weten hoeveel moeite ik vroeger moest doen om aan kaarten voor topwedstrijden van Feyenoord te komen en nu loop ik met mijn perspas lachend overal naar binnen. In de rust krijg ik nog een kroketje ook. Écht, de cirkel is rond.”

Glijbaan richting afgrond

Hoe een kraker journalist werd? Terug naar eind vorige eeuw als Van Duren nog in de Refter woont. Hij is als supporter mee geweest naar Feyenoords winterse trainingskamp in Antalya en cirkelt met de selectie boven Schiphol, als het zweet hem uitbreekt. Waarom staat zijn nek scheef op zijn hoofd? Hoe kan het dat hij zo weinig adem krijgt? En wat veroorzaakt dat draaierige gevoel? De antwoorden kent Van Duren niet, maar één ding weet hij zeker. Hij wil uit dat vliegtuig en wel nu meteen.

In de weken daarna blijven de angstvlagen terugkomen. Slapen lukt niet meer. ‘Ik word gek’, denkt het lijdend voorwerp. ‘Paniekaanvallen’, weten deskundigen. Voor Van Duren voelt zijn leven als een glijbaan met eindbestemming afgrond. Een goede vriendin heeft vlak daarvoor zelfmoord gepleegd. Samen runnen ze in Nijmegen de linkse boekhandel Assata, tot het moment dat Van Duren haar levenloze lichaam aantreft in het opslaghok achter de winkel. Overal waar hij komt, ziet hij haar daarna hangen. Wekenlang blijft dat beeld hem achtervolgen. Net als de paniek.

Als de rust mede dankzij een slaappil, langzaam terugkeert in zijn hoofd, neemt de wereldverbeteraar, ouder dan dertig al, een besluit. Het is tijd om behalve aan anderen ook eens aan zichzelf te denken. Maar hoe moet dat in vredesnaam? Naast kraker is hij niet zoveel. Ja, voetbalfanaat. Zo eentje die als kind correspondeert met Louis van Gaal en Michel Valke. Hartstochtelijk Feyenoord-supporter bovendien. Als Van Duren écht aan zichzelf moet denken, kan ie niets anders verzinnen dan iets krankzinnigs: sportjournalist worden.

Zo nu en dan wordt er nog gelachen op de redactie van De Gelderlander als Van Duren weer eens in beeld is verschenen bij Studio Voetbal. Dat is toch die gast die ooit heeft opgebeld om te zeggen dat ie desnoods wc’s wil schoonmaken, om maar bij de krant aan de slag te kunnen? Ja, dat is die gast. Na een assessment om uit te vinden wat hij écht wil met zijn leven, is de keuze voor Van Duren snel gemaakt. Om advocaat te worden moet ie veel te lang studeren. Om journalist te zijn – de andere uitkomst – hoeft hij alleen maar een bordje op zijn deur te spijkeren. ‘Iwan van Duren, journalist’. Het enige probleem: hij is dan wel journalist, maar zonder werk.

Op naar sportschrijver Marcel Rözer dus. Die woont ook in Nijmegen en speelt in het voetbalteam van één van Iwans vrienden. De geboren Achterhoeker geeft Van Duren slechts één advies: ga schrijven tot je erbij neervalt, liefst bij een regionale krant. Dús meldt hij zich in 2000 bij Hand in Hand, stalkt ie Michel van Egmond tot hij aan de slag mag bij diens Feyenoord Krant én belt Van Duren de chefs van alle Gelderlander-redacties helemaal tureluurs. Zij moeten vooral hard lachen om die hippie die voorstelt om als het niet anders kan, eerst maar de toiletten te gaan poetsen. Tot er een maand later niemand beschikbaar is om te schrijven over dat volleybalpotje in Millingen, een uithoek tegen de Duitse grens. Van Duren wel. Hij tuft met een blocnote onder de arm vijftien kilometer op zijn fiets heen en weer. In het weekend erna mag hij weer. Nu naar het amateurvoetbal. Zijn verslag over vijfdeklasser DVSG valt in de smaak. “Wellicht moest u gisteren uw belastingformulier invullen of bij uw schoonmoeder op de koffie”, opent hij, “maar het kon nog erger, want de wedstrijd tussen DVSG en…” Die maandag wordt Van Duren op de redactie met applaus onthaald door De Gelderlander-coryfee Jaap van Essen.

Van Essen erkent Van Durens talent. De excentriekeling die altijd met zijn racefiets over de schouder het krantengebouw binnenstapt, praat net zo gemakkelijk met de criminele voorzitter van een amateurclub als met hoge piefen bij NEC en kan nog origineel schrijven ook. Hij tipt Voetbal Internationals Johan Derksen. Als Van Duren de besnorde journalist aan de lijn krijgt, denkt hij eerst dat vrienden hem in de maling nemen. “Bel over een maand maar terug.” Pas als even later ook de secretaresse van VI’s hoofdredacteur aan de telefoon hangt, durft hij een afspraak te maken. Voor de zekerheid laat hij de zakelijke Derksen niet naar het linkse bolwerk de Refter komen, maar spreekt hij af in een hotel verderop. Daar is het zo gepiept: hippie of niet, Van Duren mag bij het grootste voetbalblad van Nederland komen werken.

Ineens hoeft hij niet meer met de fiets naar de boekwinkel in Nijmegen, maar pakt hij de trein naar Gouda. De VI-collega’s zien het meteen als hij er met een boekje over Pablo Picasso onder de arm in 2002 voor het eerst binnenstapt: alternatief figuur, aparte vogel. Het werkt er net zo als in de Feyenoord-spelersbus, waar begin dit seizoen een voetballer met De Volkskrant binnen komt lopen. Ook Van Duren wordt meteen ‘de professor’ genoemd.

Het journalistieke leven van ‘de professor’ neemt een enorme vlucht, zeker na het uitkomen van Voetbal in een vuile oorlog. Via een tip over Belchinezen belandt hij met Tom Knipping in de duistere wereld van matchfixing en volgen er meer bestsellers. Uit angst voor de gokmaffia slaapt Van Duren met een oud pistool van zijn vader naast zijn bed. “Het overkwam me allemaal. Ineens was ik Iwan de bestsellerauteur, Iwan de onderzoeksjournalist. En het ergste: ineens zat ik op tv met een colbert aan lucht te verplaatsen. Inderdaad, eigenlijk werd ik iemand die ik helemaal niet wilde zijn.”

Was je dat al niet vanaf het moment dat je als oud-kraker je geld ging verdienen in de oer-commerciële voetbalwereld?
“Het is soms net alsof ik naar een film kijk, waarin ik zelf meespeel. De wereld van de maatpakken vind ik geen leuke wereld. En die commercie rondom het voetbal maakt me kotsmisselijk. Maar iemand zal toch moeten controleren of het klopt wat de mannen in de skyboxen of businessunits bij Feyenoord, zeggen. Om te kijken of ze wel of niet de waarheid spreken, moet ik me in hun midden begeven. Dát is mijn rol als journalist, of ik me daar happy voel, is dan niet zo relevant.”

Oude linkse vrienden vragen zich af of je jezelf niet verloochent.
“Die paniekaanvallen hebben me de ogen geopend. Als er drie mensen boos worden omdat je op een feestje een worstje pakt, is er ook geen sprake meer van vrijheid. Op een bepaald moment vond ik de actiewereld nog benauwender dan de wereld van de skyboxen. Maar ik sta nog steeds achter mijn idealen. En ja, die verloochen ik door mijn tijd te stoppen in iets onzinnigs als voetbal. Ik heb vrienden die zich fulltime inzetten voor Syrische kinderen die dreigen het land uitgezet te worden. Ik zou veel meer waarde hebben als ik mijn tijd ook stopte in hulp aan die kinderen in plaats van het schrijven van stukjes over sport. Vind ik nog steeds lastig. Aan de andere kant: voor de kraker Van Duren is een kritische journalist teruggekomen. Ik ben trots op de boeken die we over matchfixing hebben gemaakt. Ik kijk vol verbijstering naar de rol van geld in de voetballerij. Hoe langer ik me erin begeef, hoe erger het blijkt te zijn. Ik voel me honderd keer meer thuis op de blauwe stoeltjes van de gewone tribune dan op de duurbetaalde rode zitjes. God zegene de dag dat ik weer als supporter naar de stadions kan.”

Weg van de te dure pakken, de te snelle auto’s en de te rijke vriendjes van vriendjes die de poet verdelen: het is daarom dat Van Duren zelf twee jaar geleden vraagt om na al zijn financiële onderzoekswerk voor VI eens het vrouwenvoetbal te mogen volgen. Terug naar de puurheid, terug naar de basis. Uiteindelijk zelfs terug naar Feyenoord, zijn eigen basis.
Van Durens liefde voor de club van Rotterdam-Zuid zit diep. Zijn naam duikt al sinds begin jaren negentig op in clubblaadjes. Nog voor zijn journalistenloopbaan verschijnt hij in Hand in Hand als roerganger van de ‘Feyenoord-fans tegen racisme-actie’, hij schrijft voor het kortlopende supportersblad Daar aan de Maas en voor wie het kwartje na al die hints nog niet is gevallen, heeft hij 1908 – het oprichtingsjaar van de club – opgenomen in zijn e-mailadres. Iwan van Duren is al vanaf dat hij kon praten, voor Feyenoord en daarom maakt hij één afspraak met zichzelf: als VI-journalist zal hij Feyenoord nooit volgen. Tot de nieuwe hoofdredacteur Christiaan Ruesink afgelopen zomer voor zijn neus staat met dé vraag. “Ja”, hoort Van Duren zichzelf zeggen, “ik wil Feyenoord wel volgen.”

Waarom nu ineens wel?
“Omdat Christiaan mijn ogen zag flonkeren toen hij zijn vraag stelde. Ik heb passie voor het vak en de club. Bezit best een aardig trackrecord als onderzoeksjournalist. Volgens mij kan geen andere journalist beter dan ik beschrijven wat er speelt in De Kuip én wat er leeft in de harten van supporters.”

Na de uitwedstrijd tegen Manchester United tweette je: ‘Op het veld verloren, buiten het veld gewonnen.’ Het gezang van de Feyenoord-aanhang deed je veel hè?
“Daar krijg ik kippenvel van, ja. De schoonheid van Feyenoord zit hem in de gigantisch betrokken supporters. Dát is de magie van deze club. Vroeger reisde ik ook mee naar Europese uitwedstrijden. Als we dan terugkwamen uit Zaragoza en ik ons gezang op de video van de wedstrijd niet terug hoorde, had ik er echt de pest in.”

Dat klinkt meer als een hardcore Feyenoord-supporter dan een objectief clubwatcher van het grootste voetbalblad van Nederland.
“Ach. Alle grote sportjournalisten zijn zogenaamd objectief. Ik weet dat het onzin is. En of ik nu Ajax, PSV of Feyenoord volg: ik doe het allemaal even professioneel. Het enige verschil is dat ik met de pest in mijn lijf naar de ArenA zou rijden en fluitend richting De Kuip cross. Ik ga laten zien dat het voor een club helemaal geen voordeel is om gevolgd te worden door een watcher die betrokken is. Er is veel onvrede rondom het nieuwe stadion, er heerst bijna een burgeroorlog binnen de club: daar moet over geschreven worden. Ik kan een mooi doorgeefluik zijn voor de kritische geluiden. Ik heb een drie meter hoge stapel Feyenoord-dossiers liggen en omdat Martijn (Krabbendam, red.) nog steeds geen interviews mag doen, leer ik ook de spelers kennen. Straks ga ik me erg met de discussie bemoeien en zaken onthullen. Geef me even de tijd.”

Komt de supporter Van Duren niet in gewetensnood als hij iets kan publiceren wat een bom onder Feyenoord legt?
“Nee, want Feyenoord kan nooit kapot. Wij zitten hier toch met zijn tweeën? Wij zijn Feyenoord. De supporters zijn Feyenoord. Als er zulke schimmige zaken plaatsvinden dat ik met een artikel de club kapot kan maken, blaas ik iets op, wat Feyenoord niet is. Dan gaan we verder zoals Beerschot of Glasgow Rangers. In de onderste klasse beginnen, maar mét de ziel van de club, de supporters. Terug naar de basis, ik kan me er als romanticus bijna op verheugen. Van mij hoeft Feyenoord de Champions League niet te winnen.”

De kelder in

Van Duren doet zijn verhaal een paar weken nadat ie voor die vitrinekast in de bieb van Beek stond. Aan de keukentafel van zijn dijkwoning wordt ie onderbroken door zoontje Pax (2), die komt aangestormd met een gebreid Feyenoord-poppetje in zijn hand. Van Duren: “Als mensen hem vragen waar ik ben of als hij een bal op tv ziet, roept hij ‘Faaienot’.” Met een verliefde blik op het guitige mannetje dat eerder aangemeld was bij de Kameraadjes dan bij de gemeente. “Paxie is ook voor Feyenoord hè, anders gaat ie de kelder in.”
Zelf mist de journalist in zijn jeugd een stabiele thuisbasis. Ieder jaar kan hij zich aanmelden bij een nieuwe voetbalclub. Z’n vader (oud-bokskampioen) reist als crisismanager de hele wereld over, het gezin volgt in zijn kielzog. Tot zijn zestiende woont Van Duren op achttien verschillende plekken. Van Aalten tot Nigeria.
Iwan van Duren
“Misschien is hij altijd op zoek geweest naar een familie om bij te horen”, filosofeert Marcel Rözer. Hij herinnert zich nog goed de eerste kennismaking met Van Duren, die als enige supporter aanwezig was bij de kampioenswedstrijd van zijn voetbalelftal. “Er speelden twee vrienden van hem in ons team. Iwan kwam kijken. Als een concurrent punten liet liggen, was de titel voor ons. Terwijl wij met z’n allen aan de bar zaten, bleef Iwan maar bellen met de bestuurskamer van die andere club. Op een bepaald moment kwam hij de kantine ingestormd: ‘We zijn kampioen!’ Hij was oprecht blij, maar het was de eerste keer dat we hem zagen. Wellicht dat ie dat saamhorigheidsgevoel vond bij ons team, net als in de kraakbeweging en de supportersgroepen van Feyenoord.”

“Prachtige anekdote”, zegt Van Duren over de teksten die Rözer zelf afdoet als psychologie van de ijskoude grond. “Het typeert mij, omdat ik toen al de journalist was die blééf bellen. En wat hij daarna beweert klopt ook. Feyenoord is altijd het enige constante geweest in mijn leven. Hoe de liefde erin is gekomen, weet ik niet, maar het is nooit meer overgegaan. Of we nu in Nigeria waren of op een Engelse kostschool: overal leverde Feyenoord me gespreksstof en een paar vriendjes op.”

De liefde gaat ver. Op reis in Thailand breekt Van Duren ooit de deur open van de enige kroeg waar ze eredivisievoetbal uitzenden om AZ – Feyenoord te kunnen zien en hij staakt in 2001 zelfs een zomervakantie met zijn vriendin in Italië om de eerste oefenwedstrijd van Pierre van Hooijdonk in Feyenoord-shirt bij te kunnen wonen. “Het konijntje van mijn zus heette Koko (naar André ‘Koko’ Hoekstra, red.), mijn eerste auto noemde ik Smolarek. Ik kan niet beschrijven hoe belangrijk Feyenoord voor me is. Misschien wel omdat De Kuip en de club er altijd waren, waar ik ook woonde, wat ik ook deed. Daarom is het zo ontzettend bijzonder dat ik de club nu voor VI mag volgen.” Hij had het bij een blik op die bibliotheekvitrine al gezegd. “En dan ook nog in het kampioensjaar.”

Zonder Iwan geen Pippi v duren BrendaKuip

Een mailtje in onze inbox. Afzender: Brenda de Vries. Het is de ochtend voor het thuisduel met Fenerbahçe in de Europa League en ze zegt nu al strak te staan van de zenuwen. “Ik kan niet wachten om straks op mijn fietsje te springen richting De Kuip.” Fietsen naar Feyenoord heeft ze vaker gedaan. De Vries, jaren levend van een uitkering, pakte het stalen ros ooit eens om een uitwedstrijd in Ierland te kunnen bezoeken en dook ondanks haar kleine spaarpot zelfs op bij oefenwedstrijden in Japan. Op haar rug houdt een getatoeëerde Pippi Langkous in Feyenoord-tenue De Kuip omhoog. Maar zonder Iwan van Duren was ze zelf waarschijnlijk nooit in het stadion gekomen.
“Wil je Iwan beter leren kennen? Dan moet je al zijn exen bellen.” Vriend en collega-schrijver Marcel Rözer had het schertsend gezegd, maar VI’s Feyenoord-watcher geeft het toe. “Ik heb inderdaad veel vriendinnen gehad. Die maakte ik altijd duidelijk dat ze me moesten delen met Feyenoord. De club stond op één.”

Zo belandt ook De Vries op Rotterdam-Zuid. Ze is eind jaren tachtig verliefd geworden op Van Duren in het Nijmeegse krakersmilieu en bezoekt samen met hem een NEC-potje. Voetbal, met al zijn commercie en hooliganisme, is not done in de linkse actiewereld, maar De Vries krijgt in De Goffert de smaak te pakken. Wat een sport, wat een sfeer! Als ze dit al mooi vindt, zegt Van Duren, moet ze beslist eens mee naar De Kuip. Hun ‘liefdesbaby’ is geboren. Ze zullen Feyenoord jaren achterna reizen.

Na hun breuk in 1996 verliezen de twee elkaar uit het oog. Tot dit seizoen. Ineens kruisen hun wegen elkaar weer, zoals bij Feyenoord – Fenerbahçe: Brenda zit er als fanatiek aanhanger, Iwan als journalist. “Grappig”, vindt De Vries, die inmiddels is uitgegroeid tot één van de markantste Feyenoord-supporters van de afgelopen twintig jaar, “dat uitgerekend VI’s Feyenoord-volger mij Feyenoord-fan heeft gemaakt.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Login