Skip to content

Een maand vóór Ajax-Feyenoord had ik een idee. Ik wilde de uitwedstrijd in Amsterdam bezoeken. Het plan was om met de verslaggevers van RTV Rijnmond mee te gaan en hier een sfeerverslag over te schrijven. Helaas dacht Ajax hier anders over, omdat zowel mijn eigen aanvraag als die van RTV Rijnmond voor een accreditatie voor mij, werd afgewezen.

Tekst ▪ Foto:  Jeroen de Wit

Vier dagen vóór de Klassieker heb ik de directeur van KOOTprofessionals gevraagd zijn netwerk aan te spreken. Met succes, want er was via via één kaart beschikbaar in een business-vak op de hoofdtribune. Ik was opgelucht en gespannen tegelijk. Ik ging naar Ajax-Feyenoord en wist niet wat ik moest verwachten.

Foto

Op zondagochtend voelde ik uren vóór de wedstrijd heel veel spanning en een onrustig gevoel in mijn lijf. Niet alleen de normale zenuwen die horen bij een Klassieker, maar nu extra met de gedachte aan ‘zitten tussen de supporters van de andere club’. Rond 12.00 uur stapte ik in de auto en reed naar Amsterdam om hier rond enen te arriveren. Na de afrit Ouderkerk aan den Amstel zag ik het stadion aan het einde van de weg al liggen. Om mij heen nog meer supporters met de auto. Zij hadden geen notie van mijn Rotterdams bezoek en vervolgden hun weg richting een parkeergarage. Ik stuurde mijn auto naar P4 en het viel mij gelijk op dat het nog niet heel druk was. Ik ging met de roltrappen naar beneden, tussen winkelende bezoekers van de Villa Arena en supporters van de thuisploeg. Langs de woonwinkels liep ik richting uitgang. Restaurants in de woonmall werden bezet door in een Ajax-tenue gehulde mensen. Ik voelde mij ongemakkelijk en merkte aan mijzelf dat ik mij anders voelde. Buiten was het veel drukker met groepen, bierdrinkende supporters in de cafés om het stadion heen. Twee jongens achter mij hoorde ik praten over de opstelling van Ajax en een ander bemoeide zich ermee met de tekst: “We gaan gewoon winnen van die ‘kakkerlakken’.” Ik beet op mijn lip en liep door naar ingang E, waar ik naar binnen moest voor de hoofdtribune. Twee tellen later stond ik oog in oog met Frank Evenblij, die voor mij moeite had om zijn kaart op zijn telefoon te laten zien. Na een tweede controle zag ik twee roltrappen en een normale trap omhoog. Links van mij zag ik Tonny Vilhena binnenkomen, die gelijk tegen werd gehouden om met een jonge supporter op de foto te gaan. Het gevoel dat ik niet alleen was, gaf een bepaalde rust. Ik wilde zijn naam roepen, maar bedacht mij op het laatste moment. Ik was niet op een plek waar dit kon. Na vier(!) roltrappen, omgeven door foto’s van ex-spelers van vroeger, kwam ik in een grote ruimte met toegang tot diverse zalen en de tribune. Ik koos voor het laatste en om kwart voor twee stapte ik mijn vak op.

Ik zag dat mijn stoel aan de buitenkant van de rij was, naast de trap, en op drie meter van de uitgang van het vak. Langs het veld, op tien meter afstand, zag ik Toine van Peperstraten van FOX en Joep Schreuder van de NOS al met de microfoon voor hun neus. Om mij heen werd het vak langzaamaan voller. Verderop, op de korte zijde, vulde de F-Side zich meer en meer. Het vak rechtsboven hen bleef leeg, als KNVB-straf voor de Vermeer-pop vorig seizoen. Het duurde even maar toen kwam de selectie van Feyenoord het veld op. Onder striemend fluitconcert van het hele stadion. Het duurde niet lang, viel mij op. Het ‘Kakkerlakken-lied’ werd ook gezongen. Mijn blik ging alleen naar links, waar de spelers van Feyenoord warmliepen. Ondertussen was er een Amsterdamse jeugdspeler gestart met hooghouden, wat werd ondersteund door een ietwat fanatieke stadionspeaker. “En hij is al boven de 1500 keer”, schreeuwde de beste man met een Amsterdams accent door zijn microfoon. Op dat moment schoot de Ajax-keeper een bal tegen het jongetje aan en zijn ‘hooghoud-bal’ viel op de grond. Blijkbaar zijn de regels in de Arena anders dan normaal want het jongetje mocht verdergaan.

De vader van Karsdorp

Om kwart over twee stond ik nog steeds op mijn plek. Rust om te gaan zitten had ik nog steeds niet. De spanning was voelbaar, net als ook de irritatie aan de Amsterdamse accenten om mij heen.  Steeds meer mensen zochten hun stoel op in het vak waar ik zat. Links van mij bleven de twee stoelen leeg en stiekem hoopte ik dat er niemand naast mij ging zitten. In het stadion werd Ciske de Rat gedraaid en ik hoorde bijna het hele stadion luidkeels meezingen. Vlak hierna zag ik een bekend gezicht de trap oplopen richting de uitgang. Hij passeerde mij bij de trap maar door een aanhanger van Ajax die in onvervalst plat Amsterdams zijn ‘gabber’ toeschreeuwde, hoorde de passant mijn begroeting niet. Ik besloot om hem achterna te lopen en in de ruimte achter de vakken gaf ik de vader van Rick Karsdorp de hand. “Wat doe jij hier?”, vroeg Fred aan mij, waarop ik antwoordde dat ik mij hier niet prettig voelde. Hij begreep me en zei dat het allemaal goed kwam. “Na afloop weten we het”. Met die woorden liep ik richting de toiletten.

Na terugkomst zag ik dat de twee stoelen naast mij werden bezet. Mijn ‘buurman’ sprak met een Oosters accent tegen zijn vriend. Gelukkig niet dat platte Amsterdamse. Ik praatte niet tegen hen. Tegen niemand. Ik was op van de spanning. Het moest nu maar beginnen. De tweeëntwintig spelers kwamen onder georganiseerde knallen uit het dak en gracht het veld op. Ik zag geen vlaggen of grote spandoeken op de tribunes. Geen creativiteit. Helemaal niets. Teleurstellend. Om mij heen stond iedereen en klapte bij binnenkomst van de spelers. Ook ik. Voor Feyenoord. Rechts van mij, op de F-Side zag ik mannen met zwarte shirts druk zwaaien met hun armen. Het was een klein groepje van zo’n 30 man. Opmerkelijk was dat de anderen daar bleven zitten. Alsof zij zich van hen distantieerden.

Na 53 seconden nog meer irritatie

De wedstrijd was begonnen. Ik merkte dat mijn hartslag omhoogging bij de beslissing van de scheidsrechter om een vrije trap te geven aan de thuisploeg. Een paar tellen later zag ik de 1-0. Ik stond op en merk dat mijn gezicht op onweer staat. Snel ging ik weer zitten en binnensmonds zei ik wat scheldwoorden. Niemand die het hoorde want iedereen om mij heen was druk. Het ‘Tien-tien-tien’ werd gezongen, vanaf de tribunes gevolgd door ons “I will survive”. Ik was boos, teleurgesteld en wanhopig tegelijk. Ik dacht terug aan de wedstrijd uit bij Sparta, waar we ook in de 1e minuut achter kwamen. Daar liepen we de gehele wedstrijd achter de feiten aan. Wat zou het vandaag worden. Toch dacht ik ook dat er nog negenentachtig minuten waren om het recht te trekken. Recht voor mij zag ik minuten later Nicolai Jørgensen met een pijnlijk gezicht duidelijk maken dat het niet ging. Ook dat nog.

De spanning die ik had, maakte na 36 minuten plaats voor irritatie. 2-0 voor de Amsterdammers. Ik stond op en maakte mij snel uit de voeten. Snel naar het toilet, terwijl ik helemaal niet hoefde te plassen. Naast mij stond iemand in plat Amsterdams te roepen dat Ajax de beste was, waarop een ander riep dat het makkelijk 4 of 5-0 zou worden. Ik liep weer terug naar mijn plek waar het o-ho-ho-ho-ho-lied vanuit veel vakken te horen was. Geïrriteerd ging ik zitten waar mijn buurman druk was met zijn telefoon in plaats van naar de wedstrijd te kijken. Bij het fluitsignaal voor rust liep ik als eerste het vak uit. Ik merkte aan mijzelf dat ik totaal geen rust in mijn lijf voelde en het liefst nu in een ruimte wilde zijn, waar ik helemaal alleen was. De euforische stemming was bij iedereen te merken. “We maken ze af, die kakkerlakken” en “Het zou mij niets verbazen als het 6-0 zou worden” waren teksten waar ik mij voor af probeerde te sluiten. In de businesslounge pakte ik snel wat te drinken en las de appjes op mijn mobiel. Na het zien van een foto met groene rook verscheen er een glimlach op mijn gezicht. Ik voelde mij even niet alleen.

Tot ziens

De tweede helft startte en ik zag dat Tapia het veld in was gekomen voor Karsdorp. De euforie leek met de minuut erger te worden en het voelde als een martelgang om daar te zitten. De opmerkingen van de Ajax-supporters om mij heen over mijn Feyenoord, waren niet van de lucht. Het enige wat ik probeerde te doen is mij af te sluiten voor deze teksten. En dat lukte maar niet.

Voor mij zag ik meerdere malen de verdediging van Feyenoord standhouden. Het geloof in een goede afloop was er niet, maar de marge qua doelpunten klein houden dan weer wel. Bij elke aanval van de thuisploeg gingen veel mensen in mijn vak staan. Ik bleef, demonstratief, zitten. Met nog een klein kwartier te gaan was de irritatie bijna tot op een kookpunt genaderd. Door het oeverloze gezang, blije mensen om mij heen gecombineerd met Amsterdamse accenten, werd mijn gemoedsrust er niet beter op. Tegen alle principes in, stapte ik in de 83e minuut op van mijn stoel en verliet het vak. Bij het verlaten van de ruimte achter de vakken en op de roltrap stappend, begroette een vrouwelijke steward mij met de woorden ‘Tot ziens’. Ik bedacht mij geen moment en zei: “Dat denk ik niet”.

Buiten liep ik snel naar de parkeergarage. Ik wilde hier weg. Om mij heen zag ik een verdwaalde supporter lopen en veel politie, die bij hun busjes stonden te praten. Nadat ik in mijn auto was gestapt en de sleutel omdraaide, hoorde ik de twee verslaggevers van Radio 1 praten. De thuisploeg werd bejubeld en Feyenoord allerminst. Bij het verlaten van de parkeergarage verscheen er een glimlach op mijn gezicht. De marge van twee doelpunten was verminderd met één door een doelpunt van Michiel Kramer. Ik reed rustig verder en hoorde de verslaggevers zeggen dat het zomaar nog spannend kon worden. Een aantal minuten later was het klaar. Ik reed ondertussen al richting Rotterdam. Onderweg naar huis met een ervaring rijker maar een illusie armer.

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Login