Skip to content

Bijzonder interview met Janet Vilhena

Op 31 oktober 2016 overleed de moeder van Tonny Vilhena op 52-jarige leeftijd aan kanker. De Feijenoorder staat daarom vandaag stil bij dit grote verlies voor de familie Vilhena. Dat doen we met het interview dat de redactie van Hand in Hand drie jaar geleden had met Janet Vilhena. Het was 2014, Tonny was twee jaar daarvoor doorgestroomd vanuit de jeugdopleiding en draaide al goed mee, maar dat hij anno 2017 een van de kartrekker zou zijn, kon zijn moeder toen nog niet weten.


Televisiecamera’s ontwijkt ze vakkundig, interviews geeft ze zelden en ze zit lang niet altijd in het stadion als haar zoon Tonny Vilhena speelt. Feyenoord en Tonny zijn meer de taak van haar man Toy. Toch mag Hand in Hand op bezoek bij Jeannette (“Janet mag ook”) Vilhena in Maassluis.

Tekst: Ellen Mannens Beeld: Tjitte van Dalen

Waar ze de laatste wedstrijd heeft gekeken? Bij een vriendin thuis, op de bank voor de tv, samen met haar dochter. Eerst uit eten en dan samen voetbal kijken. Dat vindt ze wel zo fijn. “Thuis hoef ik me niet in te houden. Op de tribune in het stadion moet je toch een beetje opletten wat je zegt”, vertelt Jeannette Vilhena, moeder van middenvelder Tonny Vilhena. Ze noemt zichzelf dan ook zonder blikken of blozen ‘Mooi-weer-supporter’. “Uitwedstrijden ga ik sowieso niet en thuiswedstrijden zoek ik uit.”
Natuurlijk is ze trots op haar zoon, die het op zijn zeventiende tot het eerste elftal van Feyenoord schopte en met Oranje onder de zeventien al Europees Kampioen werd. De vele foto’s in het trappengat van hun huis in Maassluis zijn het bewijs. “Maar hij doet het allemaal zelf hoor. Het enige wat je als ouders kunt doen, is achter hem staan en hem steunen waar je kunt. Verder moet hij het met zijn eigen benen doen.”

’Ik wilde dat hij eerst zijn zwemdiploma’s zou halen. Daar was Tonny het natuurlijk totaal niet mee eens’

Zo gaat het al sinds Tonny op zijn achtste bij VDL Maassluis werd gescout door Peter Houtman. “Hij speelde daar sinds zijn zesde. Je hebt in Maassluis meerdere clubs, maar hij moest van mij op VDL. Daar ben ik grootgebracht. Mijn vader speelde er, mijn oom, mijn neven, ik heb er zelf ook nog gespeeld als tiener. VDL Maassluis is een familieclub. Daar voelt het als thuiskomen.”

Vier F-teams telde de Maassluise club op dat moment. Tonny kwam niet in het eerste F-team, waarover hij als zesjarig jochie zwaar gepikeerd was. “De jongens in zijn team konden niet voetballen, zei hij. Tonny voetbalde als klein ventje al met de grote jongens in de buurt mee. Eerst wilden ze hem er niet bij hebben, maar toen ze hem eenmaal toelieten, vonden ze dat hij ook nog wel aardig kon spelen. Dat viel bij VDL ook op. ‘Hij heeft zeker al bij een andere club gezeten’, zeiden ze. Juist niet. Sterker nog: Tonny wilde al eerder op voetbal, maar dat mocht niet van mij. Ik wilde dat hij eerst zijn zwemdiploma’s zou halen. Daar was hij het natuurlijk totaal niet mee eens, maar binnen een jaar tijd had hij zijn A en zijn B.”
7
Dat is een tik die Tonny van zijn vader Toy heeft, denkt Jeannette. Als haar zoon zijn zinnen ergens op zet, dan gebeurt het ook. “Of om het maar op z’n Maassluis’ te zeggen: Wat ’ie in z’n kop heeft, heeft ’ie niet in z’n kont, want dan kon ’ie het uitschijten. Dat hebben alledrie onze kinderen trouwens. Maar dat hebben ze niet van mij hoor. Ik zorg voor de zachte kant in huis.”

Tonny is de middelste thuis. Zijn vijf jaar oudere zus Sabrina is inmiddels het huis uit en werkt als kleuterleidster. “Een beroep waarin ze creatief moet zijn en dat komt goed uit: ik verzamel al het fotomateriaal en knipsels van Tonny en zij maakt er collages of fotoboeken van.”

Sabrina voetbalde zeven jaar bij VDL Maassluis. Ook Tonny’s vijf jaar jongere broertje Randy staat inmiddels op de Maassluisse velden, nadat hij korte tijd bij de amateurs van Feyenoord speelde. “In het weekend ging Toy met Tonny samen naar Varkenoord en ik volgde later met de trein met Randy. Als Randy eerder moest spelen, gingen we daarna nog bij Tonny kijken. Zo heb ik aardig wat tijd op Varkenoord doorgebracht.”
Als ze eerlijk mag zijn, en daar heeft Jeannette van nature geen moeite mee, dan vond ze de Varkenoord-tijd het leukst. “Toen Tonny bij het eerste kwam, dacht ik: wat moet ik daar in het stadion, met al die businessmensen? Ik vond de sfeer op Varkenoord leuk. Het was als thuiskomen. Hetzelfde gevoel als ik heb bij VDL.”
2
Varkenoord was inmiddels al negen jaar een vertrouwde plek voor de Vilhena’s. “Nadat Tonny was gescout, werd ons leven wel even omgegooid. Twee keer per week stond na schooltijd het busje te wachten om Tonny op te halen voor de training. En ik maar tegen Tonny zeggen dat hij meteen na school naar huis moest. Dat kostte hem nog wel eens moeite. Bleef hij op school hangen en zat ome Kees of later Piet hier met een bak koffie te wachten. Fijne mensen waren dat. Ze hebben hier ook nog regelmatig gegeten. Als ze Tonny kwamen terugbrengen en het was etenstijd, waarom zou je ze dan niet laten aanschuiven?”

Het is typisch de manier waarop Jeannette tegen de beroemdheid van haar zoon aankijkt: nuchter. Ook wanneer supporters kritiek op haar zoon hebben. “Afgelopen seizoen ging iemand, waar ik bij stond, helemaal uit z’n dak over het spel van Tonny. Ik stond op het punt om met Sabrina vanaf een van de restaurants in de buurt van de Kuip naar de wedstrijd te gaan. Bij de deur begonnen twee mannen tegen me te praten. Na lang vragen vingen ze op dat ik voor Tonny kwam. De een had alleen niet gehoord dat dat was omdat ik z’n moeder ben. Hij ging helemaal los. Wat ik dacht op dat moment? Sabrina, waar blijf je, we moeten naar het stadion. Tsja, ik hecht daar niet te veel waarde aan. Wie zijn zij dat ze zo over Tonny denken te praten? Vaak wordt vergeten wat hij er allemaal voor heeft gedaan om hier te komen. Dat heeft hij echt niet bereikt met neuspeuteren. Maar gelukkig zijn er veel supporters met wie we wel goed omgaan.”

’Een buitenlandse club? Dat zou goed uitkomen, want ik wil wel een vakantiehuisje’

Of ze aan de club gehecht is geraakt, kan Jeannette niet zeggen. “Het had ook een andere club kunnen zijn die hem had gescout”, zegt ze daarover. “Maar uiteindelijk ben ik blij dat het Feyenoord is geworden. Dat is maar twintig minuutjes vanaf hier. Het gaat er bij mij vooral om dat de mensen sociaal zijn. Op Varkenoord had Tonny geweldige trainers. Erwin Pinas, die we op z’n vijftigste verjaardag verrasten in de kantine met allemaal een masker met zijn gezicht op. Dat masker hebben we nog. Of Smolarek, die als hij boos was in het Pools verder ging. Zag je al die jochies beduusd naar hem kijken. En met Rutten zit het op sociaal vlak ook goed, heb ik gehoord. Je hoeft van mij niet iedere keer een handje te komen geven, maar even zwaaien moet toch kunnen. Zo’n type is hij wel. En Tonny vindt het wel fijn dat het kleedkamerregime onder Rutten wat minder streng is.”

’Vaak wordt vergeten wat Tonny er allemaal voor heeft gedaan om hier te komen. Dat heeft hij echt niet bereikt met neuspeuteren’

Wat gebeurt er als er in de toekomst een buitenlandse club aanklopt? “Dat zou goed uitkomen, want ik wil wel een vakantiehuisje”, zegt Jeannette met een samenzweerderige glimlach. “Hij moet dus wel ergens gaan spelen waar het zonnig is. Niet in Engeland en ik houd niet van Italië. Doe maar Barcelona…. dat is natuurlijk gekkigheid. Maar we hebben het hier wel al over gehad. Als Tonny naar het buitenland gaat, gaat Toy mee en komen Randy en ik in het weekend. Ik wil Randy niet weghalen bij zijn vriendjes. En Sabrina woont natuurlijk al op zichzelf.”

Grote zus Sabrina was trouwens negentien toen ze het ouderlijk huis verliet, dezelfde leeftijd als Tonny nu heeft, maar Jeannette ziet hem nog niet zo snel vertrekken. “Die heeft het hier nog veel te goed.”