Fotograaf Willem de Kam kijkt verder dan het veld

‘IK WIL HET ECHTE LEVEN LATEN ZIEN’

Sport is een belangrijk ingrediënt in zijn werk als fotograaf. Toch noemt Willem de Kam zich geen ‘sportfotograaf’. Het gaat hem dan ook meer om wat er om het voetbal heen gebeurt. Met Rotterdamse tongval vertelt fotograaf Willem de Kam wat hij daar zoekt.

TEKST: FRANS REICHARDT
FOTO’S: WILLEM DE KAM, FRANS REICHARDT

In De Kuip zul je fotograaf Willem de Kam tevergeefs zoeken op het veld, tussen de andere fotografen. Willem heeft een seizoenkaart voor Vak Z. Zijn fotocamera is altijd binnen handbereik, maar in De Kuip is hij meer supporter dan fotograaf. “Als supporter ben ik dolblij als Feyenoord scoort. Als fotograaf ben ik meer geïnteresseerd in wat eromheen gebeurt. De voetbalcultuur, daar maak ik graag beelden van. Ik zoek altijd naar een beeld met een verhaal. Een beeld maak ik niet mooier dan het is. Het is niet erg als er imperfecties zijn. Er moet menselijkheid in zitten. Ik wil het echte leven laten zien.”

Concerten

“Aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam studeerde ik Grafisch Ontwerp. Voor die studie moest ik een camera hebben. Daar ging ik best veel foto’s mee maken, o.a. concertfoto’s. Dat was een goede training, want bij een concert is er weinig licht, alles gaat heel snel en er zitten allemaal mensen in je nek. Dat heeft me wel gevormd. Ik kwam in aanraking met jongens die veel interviews deden en toen ben ik meer portretten gaan maken. Verhalen van mensen zijn leuk om te horen. Daarom wil ik ook altijd bij het interview zijn. Dat helpt mij om een beter beeld te maken. Dan kan ik ook een beetje met de geïnterviewde praten en dan stelt iemand zich makkelijker open voor de camera. Met zijn tweeën maak je een beeld. Het is een wisselwerking.”
Willem de Kam in de Kuip

Centraal station

“Tijdens mijn studie nam ik deel aan een fotowedstrijd van de Rotterdam Image Bank. Rond het Centraal Station dat toen werd verbouwd, maakte ik een hele toffe fotoserie. Toen ik die wedstrijd won, wist ik zeker dat ik fotografie veel leuker vond dan grafische vormgeving en dat ik het ook goed kon. De opleiding heb ik afgemaakt, in de wetenschap dat ik niet zou gaan vormgeven, maar fotograferen.”

Arnemuiden

“Ik heb toen een minor fotografie gedaan en hierdoor kon ik voor mijn afstuderen een fotografieproject doen. Dat werd een fotoreeks over het Zeeuwse dorp Arnemuiden. Mijn familie van vaderskant komt uit Zeeland en uit de verhalen wist ik dat Arnemuiden een streng gereformeerd vissersdorp is waar van oudsher van alles gebeurt. In het stationsgebouw zijn wietplantages ontdekt, met oud en nieuw ging het er zo heftig aan toe dat er helikopters boven het dorp cirkelden en rond wedstrijden van vv Arnemuiden is het vaak onrustig geweest. Daar heb ik een half jaar rondgehangen, de historie uitgeplozen en foto’s gemaakt. Voor mij is het een fascinerende plek. Eigen identiteit is er heel belangrijk en voor fotografie is dat interessant. Dat wil ik dan onderzoeken en in beeld brengen.”

Eigen stijl

“Ik heb een eigen stijl. Mijn foto’s zijn verhalend. Mensen kunnen er zelf hun verhaal inleggen. Mijn foto’s mogen best abstract zijn, maar ik wil niet dat ze doorslaan in kunstzinnigheid. Ze moeten toegankelijk zijn. Het is moeilijk te beschrijven wat ik precies doe, voor mij voelt het natuurlijk. Door mijn opleiding heb ik wel een grafische kijk op beeld. De beelden die ik maak, hebben hierdoor een eigen signatuur. De vrijheid die ik krijg, is voor mij belangrijk.

Fotografen die ik bewonder zijn Hans van der Meer, Martin Parr, een Engelse fotograaf, en Boogie, een Serviër. Net als hij voel ik ook de aantrekkingskracht om mij in enigszins obscure groepen te bewegen en vast te leggen hoe dat leven is.”
D. 2017-01-11 Willem de Kam maakt ook mooi beeld in een lege Kuip IMG_5175

Staantribune

“Voor Staantribune maak ik een fotoserie over derby’s in het amateurvoetbal. Over de randzaken vooral. Bij Quick Boys tegen Katwijk vonden ze dat allemaal best. Bij Spakenburg moest ik een fotohesje aan. Hierdoor ben je als fotograaf opeens heel herkenbaar. Je hebt er de Havenside, dat is de fanatieke kern van Spakenburg-supporters. Daar sta je dan opeens tussen met je fotohesje. Toen ik foto’s maakte, werden die jongens meteen boos. Mijn pet werd van mijn hoofd gepakt en weggegooid. Nou weet ik wel hoe het werkt bij een voetbalwedstrijd: ze willen even duidelijk maken wie de baas is. Als je daar normaal mee omgaat, is er meestal geen probleem. Zij staan te springen en liedjes te zingen. Als je even meegaat in hun ding, zien ze vanzelf dat je ook wel okay bent. Dan is het ijs gebroken.
De derby van Lichtenvoorde, Grol tegen Longa 30, moet ook heel groot zijn. Daar zou ik ook nog wel een keer naartoe willen. Of Arnemuiden tegen Middelburg.”
E. 2017-01-21 Portret Willem de Kam uitsnede IMG_5269 FR

Identiteit

“Bij zulke wedstrijden kan ik mij focussen op het beeld. Ik voel verder niks bij zo’n wedstrijd. Het is mijn werk. In De Kuip is dat anders. Dan beleef ik de wedstrijd als supporter en maak ik soms maar één of twee foto’s. In De Kuip kom ik in de eerste plaats als supporter, niet als fotograaf. Al valt mijn oog dan natuurlijk ook wel eens op iets dat ik dan vastleg. Dit stadion is heel bijzonder. Het is een essentieel onderdeel van de identiteit van deze club. Die is grotendeels gebaseerd op De Kuip. Dat je dat wilt wegdoen, daar kan ik echt niet bij.

Ik vind het heerlijk om naar de voetbal te gaan, waar het helemaal niemand interesseert wat ik doe. Ik sta het liefst tussen de fanatieke aanhang. Dan heb ik een fotocamera bij me die niet in het oog springt. Anders heb je kans dat mensen zich anders gaan gedragen en dat wil ik juist niet.”

DE TOP 3 VAN WILLEM DE KAM

Wat zijn de 3 favoriete Feyenoord-foto’s van Willem de Kam?

NR. 1   DE TRAP OP VAK S
Feyenoord-Zorya Luhansk. Een van de weinige keren dat ik een foto heb gemaakt die van tevoren al in mijn hoofd zat. De trap moest en zou leeg blijven op last van de UEFA. Dat ging redelijk, tot Feyenoord scoorde. De ontlading in de Kuip is voor mij de mooiste die er is. In de chaos gebeurt zoveel dat je elke keer weer iets nieuws in de foto vindt. – 20 oktober 2016.
Trap Vak S, Willem de Kam

NR. 2   ROOKBOM
Feyenoord-Ajax. Rookbom bij opkomst van de spelers. Mooi rustig, bijna abstract beeld tussen alle hectiek van de Klassieker. – 23 oktober 2016
Rookbom_Willem de Kam

NR. 3   KOOI
Roda JC-Feyenoord. De ‘kooi’ van waaruit je vaak een uitwedstrijd ziet, levert lekker vervreemdende achtergronden op. Je wordt als vee bij elkaar in een hok gestopt. Juist de heel menselijke situaties daarbinnen vind ik mooi. – 15 januari 2017
Kooi Willem de Kam

Willem de Kam

Willem de Kam (geb. Oud-Verlaat, 1988) is freelance fotograaf en Feyenoord-supporter. Voor Staantribune, magazine voor voetbalcultuur, maakt hij o.a. een fotoserie over derby’s in het amateurvoetbal. Als je Willem en zijn werk wilt volgen, kan dat op Instagram (@willemdekam_) en op Twitter (@willemdekam). Daar zet Willem meestal zijn Feyenoord-foto’s op. Een selectie uit zijn overige werk vind je op willemdekam.nl.

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Hand in Hand, februari 2017: propvolle uitgave naast Henk Schouten-special

Eerder deze week kwam in het nieuws dat Henk Schouten de eerste special over zijn persoon in ontvangst had genomen. De redactie van Hand in Hand maakte dit magazine om de ernstige zieke oud-speler te eren. Dit weekend komt echter ook het reguliere magazine van februari uit. Leden van De Feijenoorder ontvangen deze uitgave plus de Henk Schouten-special thuis. Ook is de Hand in Hand, met onder meer een interview met Jens Toornstra, in menig boekhandel los te koop.

Deze Hand in Hand bevat naast alle vaste rubrieken ook weer twee spelersinterviews. Daarin zijn Toornstra en Miquel Nelom positief gestemd over de kansen op de titel. “Dit jaar is het anders dan onder Koeman (toen de titel net werd misgelopen, red.), omdat we vanaf dag één bovenaan staan. Dit seizoen is Feyenoord duidelijk de te kloppen ploeg”, aldus Nelom. “Geloof in de titel moet je altijd hebben, maar zeker nu”, is de mening van Toornstra, die ook één aspect benoemd waardoor Feyenoord het zo goed doet. “We maken vaak doelpunten in de laatste twintig minuten. Dat zegt ook iets over onze conditie en fitheid.”

Hih Februari2

Verder in deze Hand in Hand: Over Mijn Lijk met Ruud Heus, op de bank met Joke Kreijermaat (de vrouw van Reinier), een uitgebreide recensie van het nieuwe Feyenoord-voorleesboek, fotograaf Willem de Kam die vanaf de tribune zijn plaatjes schiet, een beeldverslag van het trainingskamp in Marbella, een ode aan Nicolas Jørgensen en daaraan gekoppeld een overzicht van spitsen die niet zo succesvol waren in het Feyenoord-shirts, tickets en programmaboekjes door de jaren heen, een interview met supporter Martin van Waardenberg en verslagen van uitduels.

Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle hoofdleden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder doet u door hier te klikken. Als hoofdlid geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.

Bron: Hand in Hand, februari 2017

Buiten De Lijnen, Paul de Munnik

Paul de Munnik. Zanger, muzikant, tot maart 2015 samen met Thomas Acda. Paul is nu op de solotoer en zijn liefde voor Feyenoord is bekend. Hij zong live voor het Kuippubliek “You never walk alone” en “Mijn Feyenoord”. We zochten hem in december 2016 op in de Stadsgehoorzaal van Vlaardingen, waar hij die avond zijn theaterprogramma speelde.

Tekst Peter Tetteroo
Foto’s: Edwin Verheul, Peter Tetteroo

1970

Feyenoord wint op 6 mei 1970 de Europacup in Milaan en op 9 september de Wereldbeker in Rotterdam. Drie weken later wordt in Dronten Paul de Munnik geboren. In dat jaar komen ook enkele bijzondere LP’s uit. Klassiek geworden vanwege de harmonische zangpartijen zoals op Déjà Vu, Bridge over Troubled Water, Sunflower en Let It Be.  Een fantastisch voetbal- en muziekjaar. Zouden in dat jaar onbewust de roots van De Munnik op voetbal- en muziekgebied liggen?

Jaren 80

Paul: “Als kind kies je een club. In de buurt van Dronten waren de meesten voor Pec en Ajax. Mijn broer koos voor Utrecht en ik viel als 10 jarige voor Feyenoord. Daar zat geen plan achter maar het gebeurde gewoon.”

In Pauls herinnering waren het de jaren van Gullit, Wijnstekers, Been en Cruijff. En inderdaad, in 1980 wint onze club de beker en in 1984 zelfs de dubbel. Van Hanegem neemt afscheid in 1983, maar scorebordjournalistiek leert ons dat de jaren 80 verder niet de succesvolste uit de clubgeschiedenis waren. Paul: “In weet nog goed dat ik in 1984 met Ajaxvriendjes naar de radio zat te luisteren op zondagmiddag 18 september. Ik was nog net geen 14 en beleefde een middag ‘from hell’. 8-2 verliezen. Maar goed, we werden dat seizoen toch kampioen en dat was groot feest. De jaren 80, een goed decennium om als supporter gehard te raken. En dat gebeurde bij De Munnik. Feyenoordsupporter met de wetenschap dat er ook weer succes zal komen. Het kan even duren, maar het komt altijd weer.

Zelf sporten

Paul de Munnik voetbalde tot aan de A-tjes bij ASV Dronten. Hij was een snelle rechtsbuiten, maar niet heel goed. Een gemiddelde voetballer, die in de puberteit zijn kicksen verruilde voor andere interesses. De muziek kwam daarbij ook om de hoek kijken. Voetballen doet Paul niet meer, maar hij houdt zijn conditie op peil met hardlopen en in de sportschool.

Rotterdam-Zuid

De Munnik kan maar een keer of vier in een seizoen naar Rotterdam-Zuid. Hij heeft een gezin, woont ver weg en zijn artistieke leven zit er ook omheen.
Paul de Munnik
Paul: “Mijn twee jongens zijn voor Feyenoord. De oudste, Ezra, is het meest fanatiek en de jongste, Aram, begint ook de geest te krijgen. Ik ga wel eens met anderen mee naar De Kuip, want ik heb zelf geen seizoenkaart en dan neem ik ze mee. Ezra deed laatst een keepersclinic bij Oscar Moens op Varkenoord. Allemaal leuk, want ik kom graag in De Kuip en op Varkenoord. De Kuip is zo’n prachtige voetbaltempel, met zoveel sfeer, het is zoveel leuker dan in welk ander stadion dan ook. De plannen voor een nieuw stadion vind ik op zich wel mooi, maar ik moet nog zien of het echt allemaal doorgaat hoor.” Horen wij daar twijfels in Pauls stem?

Live

Paul de Munnik heeft veel wedstrijden op zijn netvlies, maar twee springen er voor hem uit. Paul: “Ik was bij de finale van de UEFA-Cup tussen Feyenoord en Dortmund in het seizoen van Pierre, een onvergetelijke avond en in de herfst van 2014 was de 2-0 winst op Sevilla een te gekke wedstrijd. Toornstra en El Ahmadi scoorden in de tweede helft. Echte Kuipsfeer. Maar ik ben ook afgedropen toen we eens met 0-4 de boot ingingen tegen Ajax. Ik kwam dan mijn Ajaxvriendjes weer tegen in de week erna. Dan zat ik weer in het busje met Thomas Acda en David Middelhof, allebei voor Ajax …

Karakters

Paul: “John de Wolf, dat was in mijn ogen een echte Feyenoorder. Zo wil je ze zien. Ik vind juist het verdedigen bij Feyenoord passen. Denk aan al die legendarische spelers als Israel, Laseroms, De Wolf, Wijnstekers en nog niet zo lang geleden Martins Indi, De Vrij en Janmaat, daar werd Oranje bijna wereldkampioen mee. Jammer dat die in één klap weggingen, want dat heeft ons een jaar gekost. Gio, ook zo’n grote naam. Geweldig dat hij het nu zo goed doet. Hij bewaart de rust en bouwt stap voor stap aan het team. Mijn eigen karakter past daar goed bij. Ik denk ook vanuit een degelijke opbouw. Het moet goed staan. Goed georganiseerd zijn. Zo bouwen we een show op. Anders dan Thomas Acda, die was opportunistischer, kijken waar we even kunnen scoren, speelser. Voor ons werkte dat juist heel goed. Dat bracht balans in het duo.

Feyenoordliederen

Mijn Feyenoord is het ultieme lied voor De Munnik. Paul: “Dat lied heeft een sterke melodie en is ook mooi om te zingen. Ik heb het een paar keer live gedaan in De Kuip. Eén keer op de middenstip tegen Sparta of Excelsior voor een goed doel en één keer op de open dag waar ik Lee Towers verving omdat hij last van zijn rug had. Hand in hand is ‘het’ Feyenoord-lied, hoewel ik laatst ergens las dat het eigenlijk bij een andere club hoorde.” Maar als je in het stadion bent en je hoort de liederen die daar gezongen worden, vind ik die ook helemaal te gek.”
Paul de Munnik
Over Hand in Hand. Rotterdammer Johnny Hoes voetbalde bij Coal, óók Rotterdam. Coal had in die tijd een clublied met de volgende tekst: ‘Hand in hand, kameraden, hand in hand voor Coal 1. Hoes kwam later Japie Valkhof tegen, die de tekst aanpaste aan zijn club, Feyenoord. Begin jaren zestig werd het op single uitgebracht als Feyenoord-lied en is dat sindsdien gebleven.

Kan De Munnik niet eens zelf een Feyenoord-lied maken?
Paul: “Daar heb ik eigenlijk nog nooit over nagedacht. Als ik een lied voor Feyenoord zou schrijven, is het een blues. Het gaat over het gevoel dat je hebt voor iets, waarvan je eigenlijk denkt: hoe kan je daar nou zo verliefd op zijn? 11 mannen die achter een bal aan rennen, hoe kan dat nou zo diep zitten? Zo van: Ik woon slecht, met mijn vrouw heb ik altijd ruzie, de kinderen willen niet deugen, ik heb zwaar werk en dan ben ik ook nog voor Feyenoord. Toch zit het in mijn hart. Dat is de Feyenoord-blues.”

Rotterdam-Amsterdam

“Met Amsterdamse vrienden raak ik altijd in verhitte discussies. Dat willen we helemaal niet,  we hebben het over voetbal, over een spelletje. Maar dan gaat het van: jullie bij Ajax of jullie bij Feyenoord en dan ontstaat er ineens iets fanatieks. Het is jammer dat een gesprek aan de kroegtafel kan overslaan in een 010 en 020 gesprek, nee dat hoeft voor mij niet. Een discussie, een verhitte discussie, prima, maar drink wel een biertje samen. Ik hoorde van Jean Paul van Gastel dat hij niet meer op Leidse Plein kan komen. Wat is dat voor onzin.”
Paul de Munnik
Alweer een paar jaar terug werden Acda en De Munnik door ‘Eredivisie Live’ gevraagd om het commentaar bij een Ajax-Feyenoord in de ArenA te komen doen. Het leek ze leuk en zegden toe. Vlak voor de wedstrijd kreeg De Munnik echter een mailtje.

Paul: “Ik kreeg een mailtje dat het niet doorging. Feyenoord-supporters mochten het stadion niet in, ik was een Feyenoord-supporter, dus ik was ook niet welkom. Kom op hé. Het was voor de televisie, leuk toch? Nee, dit soort dingen vind ik bizar.”

Kampioen?

We zijn Winterkampioen, Winterkoning. Wat een weelde voor ons Feyenoord-supporters. We durven voorzichtig te dromen over maart/april/mei. Waar zullen we dan staan? We hebben te vaak meegemaakt dat het net niet of helemaal niet lukte. Er zijn supporters genoeg die nog nooit een landskampioenschap hebben meegemaakt. 1999 was de laatste keer. In de 21ste eeuw nog niet één keer hè?

Paul: “Verleden jaar ging het tot vlak voor de winterstop goed en wat er daarna gebeurde, weten we allemaal. Ik was even bang dat het weer zo zou gaan. Tegen Nec en Ajax was het billenknijpen. Om van uit tegen Go Ahead maar niet te spreken. Ik zag het alweer gebeuren: de koppies naar beneden. Zoiets gebeurt te vaak bij Feyenoord. Ik weet nog dat die Cissé voor Roda een geweldige wedstrijd tegen ons speelde en dat hij later bij Feyenoord geen deuk in een pakje boter meer schopte. Hoe kan dat? Hoe kan dat erin sluipen? Maar het lijkt erop dat het dit keer anders gaat. Het team heeft zich herpakt na die paar mindere wedstrijden. We hebben een geweldige selectie. Er is vertrouwen en ik geloof erin, maar het is spannend hoe we uit de winterstop komen. Gaat dat goed, dan kan het gebeuren.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Van kraakpand naar Kuip

 “Feyenoord is altijd het enige constante in mijn leven geweest”

Iwan van Duren (50) werd in 2016 wat hij altijd al wilde zijn. Maar daar zag het lang niet naar uit. Hij was een linkse activist die op een dodenlijst stond. Via een lange omweg belandde hij toch waar hij wilde zijn: als VI-watcher in De Kuip. Hoe een kraker met Feyenoord-liefde sportjournalist werd.

Tekst: Daan Rieken
Foto’s: Edwin Verheul en Daan Rieken

Een vrijdagavond, eind november. Van Duren staat in de bibliotheek van het Gelderse Beek-Ubbergen voor een vitrinekast. Hij tuurt erin. Tussen wat sportprullaria staan boeken uitgestald met titels als Voetbal in een vuile oorlog, Guus Hiddink, Voetbal & Maffia, Voetbal & Maffia in de Lage Landen, Eindspel en Slag om de skyboxen. Het zijn zíjn boeken. Ze weerspiegelen de wonderlijke loop die z’n leven genomen heeft.

In 2008 mocht de oud-kraker ineens naar Pauw & Witteman om te vertellen over een spraakmakend verhaal – sportboek van het jaar – dat hij met Marcel Rözer maakte over het WK van 1978 in Argentinië. Een bundel over matchfixing verder, was de gewezen activist plots een gevierd onderzoeksjournalist. En nu hebben zo’n vijftig mensen betaald om in een bibliotheek te komen luisteren naar een lezing. Van hem. Iemand die niet eens zo lang geleden nog slangen van tankstations doorsneed uit protest tegen Shell en de apartheid in Zuid-Afrika. Man die naar eigen zeggen niets kan. Zelfbenoemd figuur zonder ruggengraat.

Links en rechts slaan biebbezoekers hem op de schouders. Velen kennen hem van tv en zijn werk voor VI, anderen juist van vroeger. Hij woonde hier hemelsbreed nog geen twee kilometer vandaan. Tot zijn 35e bivakkeerde Van Duren in ‘de Refter’. Een kasteelachtig Ubbergens pand waarin een democratische leefgemeenschap huist, met als doel een milieu- en mensvriendelijker bestaan te leiden. Het is een uitvloeisel van zijn activistentijd. Vanaf eind jaren tachtig was hij actief in de Nijmeegse krakersscene. Hij verzette zich tegen de ontruiming van kraakpanden, maakte radicale radioprogramma’s, richtte een alternatieve linkse boekhandel op en deed veel dingen waarover bekenden uit die tijd nog steeds liever zwijgen. De angst voor strafvervolging is te groot.

“Of ik molotovcocktails gegooid heb?” Van Duren peinst. “Als dat zo was zou ik het niet zeggen. Spijt van die tijd heb ik niet. Ik deed niemand iets aan waar ik niet achter stond en was domweg gelukkig. Wel vind ik het naïef hoe zwart-wit ik de wereld toen bekeek. Een aparte periode. Zonder telefoon, zonder internet: ik had niets. En ik kon ook niets. Was hier vaak in de bieb te vinden om boeken te lezen waarvan ik me de aanschaf niet kon veroorloven.”

Milieu, woningnood, apartheid, gevangen gehouden apen, biologisch voedsel: kraker Van Duren hield zich met alles, behalve zichzelf bezig. Het doel was simpel. De wereld verbeteren. Dat werd trouwens niet door iedereen gewaardeerd. Volgens het Openbaar Ministerie was de man die in 2005 activist Louis Sévèke doodschoot als wraak voor zijn verbanning uit de Nijmeegse krakerswereld, waarschijnlijk op zoek naar Van Duren. Die had geluk: Marcel T. kon ‘m niet vinden en knalde zijn vriend neer.

De Voetbal International-journalist krabt aan z’n hoofd als ie voor z’n lezing de vitrinekast met al zijn boeken bekijkt. Moet je zien waar hij nu is. Hij woont nog steeds in de buurt van Nijmegen, maar inmiddels in een mooi optrekje aan de Ooijse Banddijk met uitzicht over de Waal. Om te lezen hoeft hij al lang niet meer naar de bieb, in de boekhandel kan hij kopen wat ie wil. Van Duren dankt zijn welvaart aan een tegenstelling. Het met collega Tom Knipping schrijven over misbruik van geld in de voetbalwereld, leverde hém juist centen op. Jaren worstelde hij zich daarvoor door stapels archieven, politiedossiers en reisde hij van Thailand tot de Cariben. Toch doet hij pas sinds dit jaar wat hij echt leuk vindt: Feyenoord volgen.

“Mijn ouders dachten dat ik een genie was en lachten me uit als jochie van tien. ‘Heb je zoveel hersens en zit je kop alleen maar vol met onzinnige weetjes over Feyenoord. Daar ga je nooit je geld mee verdienen.’” Luid gebulder. “Daarom is het juist zo ontzettend mooi dat ik dat voor de VI sinds dit seizoen wel doe. Ik leef mijn droom. Je moest eens weten hoeveel moeite ik vroeger moest doen om aan kaarten voor topwedstrijden van Feyenoord te komen en nu loop ik met mijn perspas lachend overal naar binnen. In de rust krijg ik nog een kroketje ook. Écht, de cirkel is rond.”

Glijbaan richting afgrond

Hoe een kraker journalist werd? Terug naar eind vorige eeuw als Van Duren nog in de Refter woont. Hij is als supporter mee geweest naar Feyenoords winterse trainingskamp in Antalya en cirkelt met de selectie boven Schiphol, als het zweet hem uitbreekt. Waarom staat zijn nek scheef op zijn hoofd? Hoe kan het dat hij zo weinig adem krijgt? En wat veroorzaakt dat draaierige gevoel? De antwoorden kent Van Duren niet, maar één ding weet hij zeker. Hij wil uit dat vliegtuig en wel nu meteen.

In de weken daarna blijven de angstvlagen terugkomen. Slapen lukt niet meer. ‘Ik word gek’, denkt het lijdend voorwerp. ‘Paniekaanvallen’, weten deskundigen. Voor Van Duren voelt zijn leven als een glijbaan met eindbestemming afgrond. Een goede vriendin heeft vlak daarvoor zelfmoord gepleegd. Samen runnen ze in Nijmegen de linkse boekhandel Assata, tot het moment dat Van Duren haar levenloze lichaam aantreft in het opslaghok achter de winkel. Overal waar hij komt, ziet hij haar daarna hangen. Wekenlang blijft dat beeld hem achtervolgen. Net als de paniek.

Als de rust mede dankzij een slaappil, langzaam terugkeert in zijn hoofd, neemt de wereldverbeteraar, ouder dan dertig al, een besluit. Het is tijd om behalve aan anderen ook eens aan zichzelf te denken. Maar hoe moet dat in vredesnaam? Naast kraker is hij niet zoveel. Ja, voetbalfanaat. Zo eentje die als kind correspondeert met Louis van Gaal en Michel Valke. Hartstochtelijk Feyenoord-supporter bovendien. Als Van Duren écht aan zichzelf moet denken, kan ie niets anders verzinnen dan iets krankzinnigs: sportjournalist worden.

Zo nu en dan wordt er nog gelachen op de redactie van De Gelderlander als Van Duren weer eens in beeld is verschenen bij Studio Voetbal. Dat is toch die gast die ooit heeft opgebeld om te zeggen dat ie desnoods wc’s wil schoonmaken, om maar bij de krant aan de slag te kunnen? Ja, dat is die gast. Na een assessment om uit te vinden wat hij écht wil met zijn leven, is de keuze voor Van Duren snel gemaakt. Om advocaat te worden moet ie veel te lang studeren. Om journalist te zijn – de andere uitkomst – hoeft hij alleen maar een bordje op zijn deur te spijkeren. ‘Iwan van Duren, journalist’. Het enige probleem: hij is dan wel journalist, maar zonder werk.

Op naar sportschrijver Marcel Rözer dus. Die woont ook in Nijmegen en speelt in het voetbalteam van één van Iwans vrienden. De geboren Achterhoeker geeft Van Duren slechts één advies: ga schrijven tot je erbij neervalt, liefst bij een regionale krant. Dús meldt hij zich in 2000 bij Hand in Hand, stalkt ie Michel van Egmond tot hij aan de slag mag bij diens Feyenoord Krant én belt Van Duren de chefs van alle Gelderlander-redacties helemaal tureluurs. Zij moeten vooral hard lachen om die hippie die voorstelt om als het niet anders kan, eerst maar de toiletten te gaan poetsen. Tot er een maand later niemand beschikbaar is om te schrijven over dat volleybalpotje in Millingen, een uithoek tegen de Duitse grens. Van Duren wel. Hij tuft met een blocnote onder de arm vijftien kilometer op zijn fiets heen en weer. In het weekend erna mag hij weer. Nu naar het amateurvoetbal. Zijn verslag over vijfdeklasser DVSG valt in de smaak. “Wellicht moest u gisteren uw belastingformulier invullen of bij uw schoonmoeder op de koffie”, opent hij, “maar het kon nog erger, want de wedstrijd tussen DVSG en…” Die maandag wordt Van Duren op de redactie met applaus onthaald door De Gelderlander-coryfee Jaap van Essen.

Van Essen erkent Van Durens talent. De excentriekeling die altijd met zijn racefiets over de schouder het krantengebouw binnenstapt, praat net zo gemakkelijk met de criminele voorzitter van een amateurclub als met hoge piefen bij NEC en kan nog origineel schrijven ook. Hij tipt Voetbal Internationals Johan Derksen. Als Van Duren de besnorde journalist aan de lijn krijgt, denkt hij eerst dat vrienden hem in de maling nemen. “Bel over een maand maar terug.” Pas als even later ook de secretaresse van VI’s hoofdredacteur aan de telefoon hangt, durft hij een afspraak te maken. Voor de zekerheid laat hij de zakelijke Derksen niet naar het linkse bolwerk de Refter komen, maar spreekt hij af in een hotel verderop. Daar is het zo gepiept: hippie of niet, Van Duren mag bij het grootste voetbalblad van Nederland komen werken.

Ineens hoeft hij niet meer met de fiets naar de boekwinkel in Nijmegen, maar pakt hij de trein naar Gouda. De VI-collega’s zien het meteen als hij er met een boekje over Pablo Picasso onder de arm in 2002 voor het eerst binnenstapt: alternatief figuur, aparte vogel. Het werkt er net zo als in de Feyenoord-spelersbus, waar begin dit seizoen een voetballer met De Volkskrant binnen komt lopen. Ook Van Duren wordt meteen ‘de professor’ genoemd.

Het journalistieke leven van ‘de professor’ neemt een enorme vlucht, zeker na het uitkomen van Voetbal in een vuile oorlog. Via een tip over Belchinezen belandt hij met Tom Knipping in de duistere wereld van matchfixing en volgen er meer bestsellers. Uit angst voor de gokmaffia slaapt Van Duren met een oud pistool van zijn vader naast zijn bed. “Het overkwam me allemaal. Ineens was ik Iwan de bestsellerauteur, Iwan de onderzoeksjournalist. En het ergste: ineens zat ik op tv met een colbert aan lucht te verplaatsen. Inderdaad, eigenlijk werd ik iemand die ik helemaal niet wilde zijn.”

Was je dat al niet vanaf het moment dat je als oud-kraker je geld ging verdienen in de oer-commerciële voetbalwereld?
“Het is soms net alsof ik naar een film kijk, waarin ik zelf meespeel. De wereld van de maatpakken vind ik geen leuke wereld. En die commercie rondom het voetbal maakt me kotsmisselijk. Maar iemand zal toch moeten controleren of het klopt wat de mannen in de skyboxen of businessunits bij Feyenoord, zeggen. Om te kijken of ze wel of niet de waarheid spreken, moet ik me in hun midden begeven. Dát is mijn rol als journalist, of ik me daar happy voel, is dan niet zo relevant.”

Oude linkse vrienden vragen zich af of je jezelf niet verloochent.
“Die paniekaanvallen hebben me de ogen geopend. Als er drie mensen boos worden omdat je op een feestje een worstje pakt, is er ook geen sprake meer van vrijheid. Op een bepaald moment vond ik de actiewereld nog benauwender dan de wereld van de skyboxen. Maar ik sta nog steeds achter mijn idealen. En ja, die verloochen ik door mijn tijd te stoppen in iets onzinnigs als voetbal. Ik heb vrienden die zich fulltime inzetten voor Syrische kinderen die dreigen het land uitgezet te worden. Ik zou veel meer waarde hebben als ik mijn tijd ook stopte in hulp aan die kinderen in plaats van het schrijven van stukjes over sport. Vind ik nog steeds lastig. Aan de andere kant: voor de kraker Van Duren is een kritische journalist teruggekomen. Ik ben trots op de boeken die we over matchfixing hebben gemaakt. Ik kijk vol verbijstering naar de rol van geld in de voetballerij. Hoe langer ik me erin begeef, hoe erger het blijkt te zijn. Ik voel me honderd keer meer thuis op de blauwe stoeltjes van de gewone tribune dan op de duurbetaalde rode zitjes. God zegene de dag dat ik weer als supporter naar de stadions kan.”

Weg van de te dure pakken, de te snelle auto’s en de te rijke vriendjes van vriendjes die de poet verdelen: het is daarom dat Van Duren zelf twee jaar geleden vraagt om na al zijn financiële onderzoekswerk voor VI eens het vrouwenvoetbal te mogen volgen. Terug naar de puurheid, terug naar de basis. Uiteindelijk zelfs terug naar Feyenoord, zijn eigen basis.
Van Durens liefde voor de club van Rotterdam-Zuid zit diep. Zijn naam duikt al sinds begin jaren negentig op in clubblaadjes. Nog voor zijn journalistenloopbaan verschijnt hij in Hand in Hand als roerganger van de ‘Feyenoord-fans tegen racisme-actie’, hij schrijft voor het kortlopende supportersblad Daar aan de Maas en voor wie het kwartje na al die hints nog niet is gevallen, heeft hij 1908 – het oprichtingsjaar van de club – opgenomen in zijn e-mailadres. Iwan van Duren is al vanaf dat hij kon praten, voor Feyenoord en daarom maakt hij één afspraak met zichzelf: als VI-journalist zal hij Feyenoord nooit volgen. Tot de nieuwe hoofdredacteur Christiaan Ruesink afgelopen zomer voor zijn neus staat met dé vraag. “Ja”, hoort Van Duren zichzelf zeggen, “ik wil Feyenoord wel volgen.”

Waarom nu ineens wel?
“Omdat Christiaan mijn ogen zag flonkeren toen hij zijn vraag stelde. Ik heb passie voor het vak en de club. Bezit best een aardig trackrecord als onderzoeksjournalist. Volgens mij kan geen andere journalist beter dan ik beschrijven wat er speelt in De Kuip én wat er leeft in de harten van supporters.”

Na de uitwedstrijd tegen Manchester United tweette je: ‘Op het veld verloren, buiten het veld gewonnen.’ Het gezang van de Feyenoord-aanhang deed je veel hè?
“Daar krijg ik kippenvel van, ja. De schoonheid van Feyenoord zit hem in de gigantisch betrokken supporters. Dát is de magie van deze club. Vroeger reisde ik ook mee naar Europese uitwedstrijden. Als we dan terugkwamen uit Zaragoza en ik ons gezang op de video van de wedstrijd niet terug hoorde, had ik er echt de pest in.”

Dat klinkt meer als een hardcore Feyenoord-supporter dan een objectief clubwatcher van het grootste voetbalblad van Nederland.
“Ach. Alle grote sportjournalisten zijn zogenaamd objectief. Ik weet dat het onzin is. En of ik nu Ajax, PSV of Feyenoord volg: ik doe het allemaal even professioneel. Het enige verschil is dat ik met de pest in mijn lijf naar de ArenA zou rijden en fluitend richting De Kuip cross. Ik ga laten zien dat het voor een club helemaal geen voordeel is om gevolgd te worden door een watcher die betrokken is. Er is veel onvrede rondom het nieuwe stadion, er heerst bijna een burgeroorlog binnen de club: daar moet over geschreven worden. Ik kan een mooi doorgeefluik zijn voor de kritische geluiden. Ik heb een drie meter hoge stapel Feyenoord-dossiers liggen en omdat Martijn (Krabbendam, red.) nog steeds geen interviews mag doen, leer ik ook de spelers kennen. Straks ga ik me erg met de discussie bemoeien en zaken onthullen. Geef me even de tijd.”

Komt de supporter Van Duren niet in gewetensnood als hij iets kan publiceren wat een bom onder Feyenoord legt?
“Nee, want Feyenoord kan nooit kapot. Wij zitten hier toch met zijn tweeën? Wij zijn Feyenoord. De supporters zijn Feyenoord. Als er zulke schimmige zaken plaatsvinden dat ik met een artikel de club kapot kan maken, blaas ik iets op, wat Feyenoord niet is. Dan gaan we verder zoals Beerschot of Glasgow Rangers. In de onderste klasse beginnen, maar mét de ziel van de club, de supporters. Terug naar de basis, ik kan me er als romanticus bijna op verheugen. Van mij hoeft Feyenoord de Champions League niet te winnen.”

De kelder in

Van Duren doet zijn verhaal een paar weken nadat ie voor die vitrinekast in de bieb van Beek stond. Aan de keukentafel van zijn dijkwoning wordt ie onderbroken door zoontje Pax (2), die komt aangestormd met een gebreid Feyenoord-poppetje in zijn hand. Van Duren: “Als mensen hem vragen waar ik ben of als hij een bal op tv ziet, roept hij ‘Faaienot’.” Met een verliefde blik op het guitige mannetje dat eerder aangemeld was bij de Kameraadjes dan bij de gemeente. “Paxie is ook voor Feyenoord hè, anders gaat ie de kelder in.”
Zelf mist de journalist in zijn jeugd een stabiele thuisbasis. Ieder jaar kan hij zich aanmelden bij een nieuwe voetbalclub. Z’n vader (oud-bokskampioen) reist als crisismanager de hele wereld over, het gezin volgt in zijn kielzog. Tot zijn zestiende woont Van Duren op achttien verschillende plekken. Van Aalten tot Nigeria.
Iwan van Duren
“Misschien is hij altijd op zoek geweest naar een familie om bij te horen”, filosofeert Marcel Rözer. Hij herinnert zich nog goed de eerste kennismaking met Van Duren, die als enige supporter aanwezig was bij de kampioenswedstrijd van zijn voetbalelftal. “Er speelden twee vrienden van hem in ons team. Iwan kwam kijken. Als een concurrent punten liet liggen, was de titel voor ons. Terwijl wij met z’n allen aan de bar zaten, bleef Iwan maar bellen met de bestuurskamer van die andere club. Op een bepaald moment kwam hij de kantine ingestormd: ‘We zijn kampioen!’ Hij was oprecht blij, maar het was de eerste keer dat we hem zagen. Wellicht dat ie dat saamhorigheidsgevoel vond bij ons team, net als in de kraakbeweging en de supportersgroepen van Feyenoord.”

“Prachtige anekdote”, zegt Van Duren over de teksten die Rözer zelf afdoet als psychologie van de ijskoude grond. “Het typeert mij, omdat ik toen al de journalist was die blééf bellen. En wat hij daarna beweert klopt ook. Feyenoord is altijd het enige constante geweest in mijn leven. Hoe de liefde erin is gekomen, weet ik niet, maar het is nooit meer overgegaan. Of we nu in Nigeria waren of op een Engelse kostschool: overal leverde Feyenoord me gespreksstof en een paar vriendjes op.”

De liefde gaat ver. Op reis in Thailand breekt Van Duren ooit de deur open van de enige kroeg waar ze eredivisievoetbal uitzenden om AZ – Feyenoord te kunnen zien en hij staakt in 2001 zelfs een zomervakantie met zijn vriendin in Italië om de eerste oefenwedstrijd van Pierre van Hooijdonk in Feyenoord-shirt bij te kunnen wonen. “Het konijntje van mijn zus heette Koko (naar André ‘Koko’ Hoekstra, red.), mijn eerste auto noemde ik Smolarek. Ik kan niet beschrijven hoe belangrijk Feyenoord voor me is. Misschien wel omdat De Kuip en de club er altijd waren, waar ik ook woonde, wat ik ook deed. Daarom is het zo ontzettend bijzonder dat ik de club nu voor VI mag volgen.” Hij had het bij een blik op die bibliotheekvitrine al gezegd. “En dan ook nog in het kampioensjaar.”

Zonder Iwan geen Pippi v duren BrendaKuip

Een mailtje in onze inbox. Afzender: Brenda de Vries. Het is de ochtend voor het thuisduel met Fenerbahçe in de Europa League en ze zegt nu al strak te staan van de zenuwen. “Ik kan niet wachten om straks op mijn fietsje te springen richting De Kuip.” Fietsen naar Feyenoord heeft ze vaker gedaan. De Vries, jaren levend van een uitkering, pakte het stalen ros ooit eens om een uitwedstrijd in Ierland te kunnen bezoeken en dook ondanks haar kleine spaarpot zelfs op bij oefenwedstrijden in Japan. Op haar rug houdt een getatoeëerde Pippi Langkous in Feyenoord-tenue De Kuip omhoog. Maar zonder Iwan van Duren was ze zelf waarschijnlijk nooit in het stadion gekomen.
“Wil je Iwan beter leren kennen? Dan moet je al zijn exen bellen.” Vriend en collega-schrijver Marcel Rözer had het schertsend gezegd, maar VI’s Feyenoord-watcher geeft het toe. “Ik heb inderdaad veel vriendinnen gehad. Die maakte ik altijd duidelijk dat ze me moesten delen met Feyenoord. De club stond op één.”

Zo belandt ook De Vries op Rotterdam-Zuid. Ze is eind jaren tachtig verliefd geworden op Van Duren in het Nijmeegse krakersmilieu en bezoekt samen met hem een NEC-potje. Voetbal, met al zijn commercie en hooliganisme, is not done in de linkse actiewereld, maar De Vries krijgt in De Goffert de smaak te pakken. Wat een sport, wat een sfeer! Als ze dit al mooi vindt, zegt Van Duren, moet ze beslist eens mee naar De Kuip. Hun ‘liefdesbaby’ is geboren. Ze zullen Feyenoord jaren achterna reizen.

Na hun breuk in 1996 verliezen de twee elkaar uit het oog. Tot dit seizoen. Ineens kruisen hun wegen elkaar weer, zoals bij Feyenoord – Fenerbahçe: Brenda zit er als fanatiek aanhanger, Iwan als journalist. “Grappig”, vindt De Vries, die inmiddels is uitgegroeid tot één van de markantste Feyenoord-supporters van de afgelopen twintig jaar, “dat uitgerekend VI’s Feyenoord-volger mij Feyenoord-fan heeft gemaakt.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Op de bank met Melina Botteghin

Brazilianen en voetbal: ze gaan heel goed samen. Zo ook Melina Botteghin en voetbal. Sinds ze Eric Botteghin ontmoette op haar zeventiende, weet ze alles van het spel en laat ze zich, hoe klein ze ook is, in het stadion niet onberoerd. “Ik ga de voetbalwereld echt missen als dit allemaal voorbij is. Het is een onzekere wereld en daar houd ik van, er is altijd een nieuwe verrassing.”

Tekst: Ellen Mannens
Beeld: Hélène Meulstee

“Heb je dat filmpje wel eens gezien van Shakira die een wedstrijd van haar vriend Pique bij Barcelona kijkt? Dat filmpje waarin ze bijna te zenuwachtig is om te kijken? … Zo ben ik dus ook in het stadion”, zegt de Braziliaanse Melina Botteghin, getrouwd met Feyenoord-verdediger Eric Botteghin. Om haar woorden kracht bij te zetten geeft ze een kleine demonstratie van wat er gebeurt als de bal te dicht bij het Feyenoorddoel komt. Melina – klein, rank postuur, bordeauxrode lippen, high heels en sprankelende blauwe ogen – schiet rechtop in de bank, prevelt met grote ogen een “Oh my god, oh my god, oh my god”  en laat zich dan met een verlossende zucht weer in de kussens zakken. “Zo dus… Zuid-Amerikaans bloed hè”, verontschuldigt ze zich met een glimlachje.

“Voor ik op mijn zeventiende verkering kreeg met Eric, had ik nog weinig met voetbal. Maar toen ik zijn wedstrijden ging kijken, begon ik het te begrijpen. Ik weet wat buitenspel is en roep dat ook keihard als ik het zie. De mensen op de rijen voor me zijn het inmiddels gewend. Ik hoop dat ze me nog niet zat zijn. Ik ben fanatiek en Rafael (Melina en Erics zoon; red.) wil nog wel eens naar de haren van de persoon voor zich grijpen. Of hij zit te flirten met Sophie Vejinovic.”

‘Ik hoop dat de mensen om me heen in het stadion me nog niet zat zijn’

Rafael, een dag voor het interview één jaar geworden, zit ondertussen rustig met een oud exemplaar van Hand in Hand te spelen. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht als hij een foto van zijn vader ontdekt. Rafael heeft de krullen van zijn vader, de blauwe ogen van zijn moeder en, zo blijkt later als de fotografe hem verleidt tot een potje voetbal, ook het talent van zijn vader. Zodra de stoffen bal in de buurt van zijn speelgoeddoel komt, werkt hij hem resoluut weg.

Mooi meisje

Melina was zes toen ze Eric voor het eerst ontmoette. Op school in São Paulo. Maar het zou nog ruim tien jaar duren voor zij en Eric, al dan niet per ongeluk, gekoppeld zouden worden door Erics moeder. “Ik had hem sinds mijn tiende niet meer gezien, omdat Eric naar een andere school ging. Tot mijn moeder zijn moeder tegenkwam in onze kerk. Eric wilde er ook eens komen kijken, maar hij durfde niet alleen. Verlegen jongen hè? Maar hij heeft wel vooraf even aan zijn moeder gevraagd of ik een mooi meisje was… anders was hij niet gekomen!”

Natuurlijk is het mooi dat de liefde daarna oversloeg. Lief ook dat Eric eerst aan Melina’s vader ging vragen of hij haar mee uit mocht nemen. Maar er was nog iets moois aan hun ontmoeting, als het aan Melina ligt: het geloof, en dan vooral het feit dat Eric ontdekte dat het er in de kerk anders aan toe kan gaan dan hij tot die tijd dacht. “God kan mensen echt veranderen”, zegt Melina zonder stichtelijk over te komen.
HiH_Botteghin_1Met hetzelfde enthousiasme als waarmee ze zojuist nog over het spel van Feyenoord sprak, praat ze nu over wat het geloof haar brengt. “Kijk, my carreer is not happening right now, als moeder en vrouw van een voetballer. Toen Eric naar Nederland vertrok om bij Zwolle te gaan spelen, ben ik nog tweeënhalf jaar in Brazilië gebleven om mijn studie Marketing af te ronden. Toen ik naar Nederland kwam, kwam ook de crisis. Solliciteren liep op niets uit. Ik kwam steeds ver, maar moest het toch afleggen tegen Nederlandse kandidaten. Logisch ook dat ze die in tijden van crisis eerst kiezen. Ik heb wel samen met mijn broer een restaurant in Brazilië dat ik vanaf hier aanstuur, maar meer doe ik niet. Gelukkig weet ik dat het mijn roeping is om mensen te helpen. I love that. Mensen laten zien dat ze een reden hebben om te leven. Dat ze het waard zijn.”

Parabel

Dus werd de woonkamer bij de Botteghins wekelijks ingenomen door een groep vrienden, voornamelijk voetballers en hun vrouwen en vriendinnen, voor Bijbelstudie. Eric en Melina zochten er zelfs hun huizen op uit. Het bescheiden rijtjeshuis in Rhoon heeft namelijk een ruime woonkamer. “Maar nu doen we de bijeenkomsten vooral via Skype, want iedereen speelt tegenwoordig ergens anders. We lezen een parabel van Jezus en passen het toe op ons eigen leven. Het is juist mooi om dat met voetballers te doen. Het is een wereld apart. Hoe ga je ermee om als je geblesseerd bent of op de reservebank zit? Je weet van elkaar hoe dat is en kunt erover praten.”

‘My man is a fighter!’

Eric komt ondertussen thuis van de vrijdagmiddagtraining. Een groot ice pack gaat op zijn dikke enkel. “Geraakt door een speler van ADO”, verklaart hij, doelend op de gewonnen bekerwedstrijd. Vanavond een pijnstiller, dan kan hij morgen weer spelen tegen Vitesse. Melina kijkt met een brede lach toe. “My man is a fighter”, zegt ze, terwijl ze met haar armen zwaait om haar woorden meer kracht bij te zetten. Hij zal niet opgeven vanwege een pijntje.”

Daarom was het extra hard dat hij uitgerekend die grote wedstrijd tegen Manchester moest missen door de rode kaart tegen Zorya Luhansk. “En hij kreeg die bal echt in zijn gezicht hè? De dagen erna liep hij rond met een blauw oog. De scheidsrechter besliste anders. Ik zou ook echt niet in de schoenen van een scheidsrechter willen staan, die moet in een fractie van een seconde een beslissing nemen.”

Het liefst had ze die rode kaart persoonlijk aangevochten. “Maar dat kan niet, bij twee keer geel.” De tickets naar Manchester werden gecanceld. Vader Botteghin kwam voor niks naar Europa. “Maar gelukkig kon hij wel mee naar Fenerbahce.”

Stadhuis

Het Europese avontuur mag dan voorbij zijn, Melina is vol vertrouwen over de rest van het seizoen. Zeker met de mentaliteit die de jongens nu laten zien. “Ze zijn er voor elkaar, vangen elkaars fouten op. Ik wil aan het eind van het seizoen wel weer naar het stadhuis. Maar niet op het balkon hoor. Toen ze me bij de bekerhuldiging vertelden dat er maar twintig man tegelijk op mag, omdat het anders instort, ben ik er alleen snel op gaan staan voor een foto. Ik vond het veel te eng.”
HiH_Botteghin_sfeer (2)
De voetbalwereld. Melina zucht even als ze eraan denkt. Wat zal ze hem missen als het voorbij is. “Het is allemaal heel onzeker en daar houd ik van. Die verrassingen. Daardoor voel je dat je leeft!”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.

Hand in Hand, januari 2017: boordevol mooie interviews

Leden van De Feijenoorder worden deze week verwend: de vijfde uitgave van Hand in Hand van dit seizoen staat boordevol prachtige interviews. Onder anderen Joop Hiele, Ruud Heus, Pro Shots-fotograaf Kay in ’t Veen, oud-jeugdspeler Roy de Groot (nu theatermaker), de visueel beperkte supporter Anton Kocken en muzikant en Feyenoord-fan Paul de Munnik komen aan het woord. Daarnaast is er een verslag van de reis naar Manchester te lezen.

Buiten de hierboven genoemde interviews had de redactie bijzondere gesprekken met Melina Botteghin en journalist en Feyenoord-watcher Iwan van Duren. Laatstgenoemde kende een opvallende levensloop. Van Duren was een kraker en een linkse activist, maar werkte zich op tot schrijver en watcher van zijn favoriete club: “Ik leef mijn droom. Je moest eens weten hoeveel moeite ik vroeger moest doen om aan kaarten voor topwedstrijden van Feyenoord te komen en nu loop ik met mijn perspas lachend overal naar binnen. In de rust krijg ik nog een kroketje ook. Écht, de cirkel is rond.”

Mooi is het ook het vraaggesprek met mevrouw Botteghin. Melina is duidelijk net zo fanatiek als manlief Eric: “Heb je dat filmpje wel eens gezien van Shakira die een wedstrijd van haar vriend Pique bij Barcelona kijkt? Dat filmpje waarin ze bijna te zenuwachtig is om te kijken? … Zo ben ik dus ook in het stadion. Om haar woorden kracht bij te zetten geeft ze een kleine demonstratie van wat er gebeurt als de bal te dicht bij het Feyenoord-doel komt. Melina, klein, rank postuur, bordeauxrode lippen, high heels en sprankelende blauwe ogen, schiet rechtop van de bank, prevelt met grote ogen ‘Oh my god, oh my god, oh my god’  en laat zich dan met een verlossende zucht weer in de kussens zakken. “Zo dus… Zuid-Amerikaans bloed hè”, verontschuldigt ze zich met een glimlachje.

Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle hoofdleden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder doet u door hier te klikken. Als hoofdlid geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.

Bron: Hand in Hand, januari 2017

Op de bank met

Andrea Tapia

“Ik moet even naar Rotterdam”, zei Renato Tapia in januari tegen zijn vrouw Andrea. Een onschuldige uitspraak met grote gevolgen. Woonplaats Enschede werd verruild voor Rotterdam. Een nieuwe stad en een nieuwe club in een land dat toch al nieuw was voor de Peruviaanse. “Maar ik voel me wel ‘kind of’ thuis hier. Net als in Peru leven in Rotterdam ook alle culturen door elkaar.”

Tekst: Ellen Mannens
Beeld: Hélène Meulstee

De verwarming staat hoog in huize Tapia. Uit de speakers klinkt zomerse Zuid-Amerikaans muziek. De klanken vormen een schril contrast met het uitzicht op het druilerige herfstweer. Een blik op de grijze lucht brengt een frons op het over het algemeen stralende gezicht van Andrea Tapia, de vrouw van middenvelder Renato Tapia. “Mijn lichaam is nog niet gewend aan het weer hier. Ik moest pas acuut aan de antibiotica, omdat ik een holteontsteking had.”

Maar Andrea is niet het type dat klaagt. En als we dan toch in hokjes gaan denken: ze is ook zeker niet het cliché type voetbalvrouw. “In Peru geloven ze ook niet dat ik voetbalvrouw ben. Daar hebben ze net zo’n beeld van hoe voetbalvrouwen zouden moeten zijn als hier. Sterker nog: toen ik na mijn zwangerschap naar een diëtist ging om de laatste kilo’s kwijt te raken, zei ze dat het belangrijk is in ‘mijn wereld’ om dun te zijn. Op dat moment ging er een knop om bij mij: waarom moet ik aan verwachtingen voldoen? Ik mag toch zijn wie ik ben?”

Lomo Saltado

Dus moedigt ze nu op haar blog vrouwen aan om van zichzelf te houden zoals ze zijn. ”Ik zit goed in mijn vel en leid een gezond leven. Daar gaat het om. Ik sport drie keer per week en voor Renato moeten we natuurlijk letten op wat we eten.” Er trekt een glimlach om haar mond: “Maar ik maak het hem niet altijd even makkelijk. Hij is gek op mijn lomo saltado. Het zou beter zijn als ik wat minder goed kon koken.”

‘Ik was sportjournalist en ging naar zijn club voor een interview’

Drie jaar zijn ze inmiddels samen. Een liefde die ontstond met een onschuldig bezoek aan Renato’s toenmalige voetbalclub in Peru. “Ik was sportjournalist en ging naar hen toe voor een interview. Het was niet mijn bedoeling om verliefd te worden hoor”, zegt ze bijna verontschuldigend. Dat gebeurde ook niet meteen. Toen ene Renato Tapia haar begon te volgen op Instagram was ze dan ook verbaasd. Tot hij berichtjes ging sturen en haar liet weten dat hij haar wel zag zitten.

Het zette haar leven flink op z’n kop. “Nadat we twee maanden samen waren, ontdekte ik dat ik zwanger was. Dat was een verrassing, maar dingen gebeuren met een reden.”
Andrea Tapia
Alsof haar leven nog niet genoeg door elkaar was geschud, volgde daarna ook de verhuizing naar Nederland en ook daar bleven de verrassingen komen. “Ik moet even naar Rotterdam”, zei Renato in januari. “Waarom”? Vroeg ik nog. Hij antwoordde dat ze hem misschien wilden hebben. Dat was alles. Vijf uur later zie ik op Twitter voorbij komen dat hij bij Feyenoord heeft getekend.”

Crazy

“It was crazy”, zegt ze, maar de uitspraak slaat niet op het feit dat Renato een grote gebeurtenis als een contract ondertekenen niet even aan zijn vrouw meldde. “Zo is Renato. Hij praat vooraf niet over zulke dingen. Het is een beetje bijgeloof, denk ik.”

Crazy werd het daarna: Andrea was net moeder, net nieuw in Nederland en moest snel even verhuizen naar een nieuwe stad, waar haar man druk was met trainen bij zijn nieuwe club. “Gelukkig kwam Renato’s neef over om te helpen en bij Feyenoord kun je altijd rekenen op spelersbegeleider Jan Mastenbroek.”

Anderhalve maand woonde het gezin in Feyenoords vaste uitvalsbasis Van der Valk hotel Ridderkerk. Daarna volgde die andere plek waar veel Feyenoorders wonen: de skyline bepalende woontorens op de Kop van Zuid. Maar ook hier staan de verhuisdozen alweer in de gang. “We gaan naar Barendrecht”, zegt Andrea blij. “Onze dochter Niara moet lekker naar buiten kunnen en we willen mensen ontmoeten in de buurt. Straks wonen we dichter bij Erik Botteghin en zijn vrouw. Ik kan het goed met haar vinden. En Kramer woont er ook. ‘El loco’ noemen we hem af en toe als hij weer maffe berichten naar Renato stuurt. Maar ik maakte me wel zorgen om het huis hoor. Die trappen in Nederland zijn zo eng. Hoe kunnen jullie er op lopen?”

‘In Peru staat Rotterdam bekend als studentenstad’

“Oh, willen jullie eigenlijk koffie?”, bedenkt Andrea zich halverwege het interview. Meteen bij binnenkomst is het gesprek losgebarsten. Er is zo veel te vertellen over haar nieuwe leven hier in Rotterdam. Ergens is het ook niet raar dat ze hier is beland. “Voor ik zwanger raakte, was ik van plan om te gaan studeren in Nederland. Daarom had ik al wat onderzoek gedaan. In Peru staat Rotterdam bekend als studentenstad. Vooral omdat hier ook alle culturen door elkaar leven. Ik ben een mix van Zuid-Amerikaans, Spaans/Baskisch en Iers. Renato is westers en native.”Andrea Tapia
Als je haar vraagt of ze zich thuis voelt in haar nieuwe stad, is het antwoord: ‘kind of’. Er zijn nu eenmaal dingen waar je aan moet wennen in een ander land. “Wat is dat met die etentjes hier? Ze beginnen om vijf uur. Dan weet ik niet of het lunch of diner is.”

Ze kan er wel om lachen. Om alle avonturen. Alles, van het moeder worden, tot het verhuizen naar Nederland, vertelt ze op haar blog ameliaysulampara.com. “Ik mag met mijn visum niet werken in Nederland, dus zie ik het bloggen als mijn werk.”Kinderen van de zon

En laten we ook niet vergeten dat er naast het bloggen en het moederschap nog een studie wordt gevolgd. “Via een online verbinding volg ik college in Spanje. Ik studeer nu Cultural Management. In Peru studeerde ik antropologie. Na Renato’s voetbalcarrière, willen we heel graag terug naar Peru en het land helpen. Ik vind Peru het mooiste land van de wereld, maar ik zie ook wat er beter kan. Kinderen die in de winter zonder schoenen over straat lopen, slecht onderwijs. Ooit was Peru een imperium. We waren de Inca’s, de kinderen van de zon. Dat kunnen we weer worden, als de onderlinge haat verdwijnt. Peru kan groots zijn. Niet op de manier waarop Trump het wil voor Amerika, maar met kennis en de manier waarop we met elkaar omgaan.”Andrea TapiaHet liefst ziet Andrea daarom dat Renato ook binnenkort een studie oppakt. “Hij kan al veel betekenen als rolmodel voor jonge kinderen en als speler voor het nationale team. Voor hem is succes met het Peruviaanse elftal dan ook het mooiste wat hij kan bereiken, beter nog dan bij een topclub spelen. Peru heeft zich in 1982 voor het laatst gekwalificeerd voor een groot toernooi. Dat doet pijn in een land waar mensen leven voor voetbal. Het liefst zou Renato het Peruviaanse voetbal weer groot willen maken. Nu als voetballer en later misschien bij de voetbalbond. Maar daarom moet hij nu juist zoveel ervaring opdoen. Leren hoe die wereld in elkaar zit.”

Aan zijn naam hoeft hij in Peru niet meer te werken. Waar menig Feyenoorder even moest opzoeken wie Tapia eigenlijk was toen hij zijn contract tekende bij de club, is zijn ster in Peru rijzende en wordt hij al getipt als de nieuwe aanvoerder van het nationale team. “Maar voetballen doe je niet alleen met je benen. Je moet een goed hart hebben en nadenken. Ik vind het zo fijn aan Renato dat hij met beide benen op de grond staat. En anders ben ik er nog altijd om hem erop te wijzen dat hij ooit ook gewoon dat jongetje was dat voetbalde op straat in Lima.”

Liverpool

Op zijn zestiende werd Renato uitgenodigd door Liverpool. De club dankte hem echter af, omdat hij volgens de berekeningen niet groot genoeg zou groeien voor het team. Inmiddels heeft hij met zijn 1meter 85 het tegendeel bewezen.

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

De vergeten wereld op oude ansichtkaarten

Onzinnige verzamelwoede, of stiekem toch wel een beetje leuk?

Tekst: Rolph Heesakker
Foto’s: Archief Heesakker

Niets is meer zo zeldzaam als het in het pré-internettijdperk leek te zijn. Online marktplaatsen maken duidelijk dat zogenaamd schaarse items helemaal zo schaars niet zijn omdat er 6 tegelijk worden aangeboden, een generatie die gewend was om alles te bewaren sterft langzaam uit en de kleinkinderen willen al die stoffige spullen van opa niet, aangevuld met de mode om je huis steeds leger te maken… het lijken gouden tijden voor de verzamelaar. Maar wie is nog zo gek?! Vrijwel iedere statistiek is online te raadplegen, iedere historie staat al wel op wikipedia of een fansite. Een kast vol naslagwerken is nergens meer voor nodig. De markt voor voetbal memorabilia kent de laatste tijd dan ook een stevige toestroom van oude boeken, en de prijzen zijn al zeker twintig jaar aan het dalen. Uitgaven waar 15 jaar geleden nog voor gevochten werd, waar prijzen richting de vier cijfers gingen, zijn nu binnen een week wel te vinden voor een paar tientjes. De aansporing om toch vooral je kast vol voetbalmemorabilia te zetten, het lijkt een slecht advies. Maar is het dat ook? Of is er iets waardevols aan die dure boeken die ieder jaar een beetje goedkoper worden?

Ansichkaarten

Een verzamelaar scharrelt zijn collectie bijeen, maar waarom? Wat drijft iemand ertoe om op kille, regenachtige zaterdagochtenden naar een gymzaal in een provinciestadje te rijden, om te kijken of op de Smurfenruilbeurs van de plaatselijke goede doelenclub nog een nieuwe aanwinst te scoren valt? Waarom vele euro’s uitgeven op de diverse veilingsites en online marktplaatsen? In essentie maakt het eigenlijk niet uit wat het oog begeert, of er nu voetbalplaatjes gespaard worden, antieke teddyberen of antieke zwartkruit wapens, er zijn een paar universele kenmerken die voor alle verzamelaars lijken op te gaan.

ansichtkaart

Het hebben van een verzameling verschaft meestal voldoening. Er wordt immers over het algemeen iets gespaard dat door de verzamelaar als leuk, mooi of waardevol ervaren wordt. Misschien worden de meeste mensen niet warm of koud van een internationale bierviltjes verzameling, maar de man (geef toe dat moet gewoon een man zijn) die de dozen vol gekregen heeft kan naar alle waarschijnlijkheid urenlang vol liefde en geluk door de obscure vroeg-Gothische bierviltjes uit Uruguay bladeren. Toch is het pure hèbben van de verzameling meestal niet de grootste bekoring van het verzamelen.

Een verzamelaar loopt het water in de mond bij de gedachte, een unieke set volledig te krijgen. Ieder jongetje wilde ergens in zijn jeugd dat Panini-album vol voetbalstickers volledig krijgen. Vele guldens worden stukgeslagen aan nog maar een zakje stickers, en nog maar eentje, en nog één… want het ruilen met alle vriendjes is niet meer succesvol, die ene keeper ontbreekt bij iedereen en dat album moet toch vol! Opgegroeid wordt overgestapt op de zoektocht naar de complete set van alle jaargangen, en ga zo maar door.

Het is niet compleet te krijgen

Naast het streven, de collectie compleet te krijgen, wil iedere verzamelaar zijn of haar handen weten te leggen op de zeldzaamste stukken. Die vooroorlogse tinnen soldaatjes waar er nauwelijks meer van bestaan, de oudste perkamenten geschriften, misprints en vroegtijdig uit de handel genomen Calvé-boekjes: iedere categorie heeft zo zijn pronkstukken waarmee een verzamelaar zich kan onderscheiden van de andere verzamelaars met gelijke interesse. Een collectie die in principe door iedereen verworven kan worden, als de dwaas in kwestie maar voldoende geld neerlegt op de juiste toonbank, dat is geen indrukwekkende verzameling. De zeldzame stukken, daar moet voor gewerkt worden, die moeten opgespeurd, erover onderhandeld, andere items wellicht geruild.

Op deze wereld zijn letterlijk miljarden ansichtkaarten. Ik heb ze niet geteld, maar ik durf te beweren dat er miljoenen verschillende in omloop zijn. Er zijn oude kaarten, nieuwe, mooie, lelijke, ansichten die verzonden zijn en kaarten die nog helemaal mint zijn. Ieder ondernemend persoon met een drukpersje en de rechten op een afbeelding kan zijn eigen ansichtkaarten maken en verkopen. En dat is niet een moderne ontwikkeling, dat is eigenlijk al meer dan een eeuw zo. Het is een relatief eenvoudige handel, er was en is vraag naar onder toeristen en verzamelaars, dus al vanaf de vroegste tijden van de post worden er ansichtkaarten gemaakt, verkocht, verzonden en bewaard.

Twee van de eerder genoemde aspecten van de lol van verzamelen lijken dus geschonden te worden bij het sparen van briefkaarten, zeker als ik filter op het onderwerp voetbal: zeldzaam zijn ze niet echt te noemen, en met het enorm brede aanbod is een volledige set niet eens te bepalen, laat staat na te streven. Natuurlijk zijn er zeldzame voetbalbriefkaarten, meestal hebben we het dan over de vroege periode in Engeland. Probleem is echter, dat daar zo bekend van is dat ze zeldzaam zijn, dat we in een grijs gebied terechtkomen van wat nog verzamelen is, en wat eigenlijk gewoon investeren is in iets waardevols dat hopelijk in waarde gaat toenemen.

ansichtkaart

‘Waardeloze stukkies karton, begin er niet aan!’

Ansichtkaarten, niet de moeite waard dus. Overslaan, die kartonnetjes mogen bijeen verzameld worden door de een of andere niche spaarder die het leuk vindt, en natuurlijk zijn de ansichten een must voor de personen die de illusie koesteren dat ze ooit álles wat verschenen is op het gebied van voetbal of Feyenoord weten te vergaren. Een rijke en diepe collectie opbouwen, daar moeten grenzen voor gesteld, paal en perk gesteld aan wat naar binnen mag, en aan welke onderdelen geen geld, tijd en moeite gespendeerd wordt. Briefkaarten vallen daar door hun niet-zeldzame karakter uiteraard buiten. Nou ja, dat deden ze dus, bij mij. Twintig jaar zijn ze afwezig geweest, een enkel cadeautje hier of daar werd met een vriendelijk geveinsde glimlach aanvaard maar daar bleef het dan ook bij. Maar wat was dat een vergissing!

Alle eerder gemaakte punten blijven staan, laat dat duidelijk zijn. Die rare dingen zijn niet sluitend bijeen te verzamelen, punt. Er worden hier geen standpunten van een pagina geleden ineens weer overboord gegooid (als dat mijn sterke punt was, had ik wel in een managementrol bij een niet nader genoemde Rotterdamse BVO gewerkt). Wat blijkt echter? Het eerste aspect van verzamelen, het hebben van een collectie om door te bladeren, blijkt bij briefkaarten meer dan leuk genoeg om te rechtvaardigen dat je die ansichten naspeurt.

Rotterdam is een mooie stad, al mijn hele leven roepen ze vanachter allerlei trapgeveltjes en stinkgrachtjes het tegendeel, maar wat weten die nou?! Rotterdam is een geweldig mooie stad, en ook nog eens gezegend met een Stadion wat zulke mooie lijnen bezit dat het welhaast onmogelijk is om er een lelijke foto van te maken. Vele foto- en prentenboeken zijn er dan ook gemaakt van zowel stad als stadion. Met een kast vol aan Rotterdam gerelateerde boeken konden die briefkaarten toch nooit een meerwaarde leveren? Prachtig samengestelde full colour albums vol foto’s door professionele fotografen, kunstenaars van grote naam en faam, versus een kartonnetje voor toeristen die voor een piekie en een postzegel naar tante Agaath gestuurd kon worden om te laten weten dat we haar echt niet vergeten zijn. Wat kunnen die kaarten nou nog bieden?

ansichtkaart

‘Ik zat lelijk in mijn piepzak’

De gekke kaarten geven juist een prachtige inkijk in het verleden, juist omdat ze niet mooi en gepolijst zijn. Het is een actiefoto waar eigenlijk niks gebeurt, of een shot van halflege tribunes bij een onduidelijke stand en tegenstander. Ineens kom je een briefkaart tegen waar de oude situatie van de voortribunes duidelijk zichtbaar is. Ongetwijfeld is er in één der vele Kuipboeken ook wel wat over te lezen, maar de verzamelaar krijgt nu ineens spontaan een klein semi-vergeten feitje opgediend, en dat voor een paar euro en een speurtocht. Eddie PG met een beeldje in handen, de keeper herkennen is een eitje, maar waarom dat beeldje? Wat is die prijs, en hoe gaan we daar nu weer achter komen? Een prachtige collage van Rotterdamse grootheden, De Kuip, Zestienhoven, en wat jongetjes met een Feyenoord-vlag. Wie zijn zij? Waar zijn ze nu? Ja, er zit duidelijk ook lol in ansichtkaarten. En dan hebben we het alleen nog maar over de voorkant. Wat gebeurt er als we de kaart omdraaien?

ansichtkaart

De echte verzamelaars van briefkaarten hebben waarschijnlijk het liefst nette, ongelopen kaarten. Logisch, maar als het meer om de inhoud dan om de kaart gaat, zijn de gelopen kaarten véél leuker. Oude postzegels, adressen die niet meer bestaan, en af en toe een heerlijke anekdote. Achterop een mooie oude foto van De Kuip (zie elders op de pagina) bedankt een jongen de ontvanger van de kaart: “Geachte Mijnheer, ik bedank U wel, voor het terugbrengen van de portemonnaie, die ik had verloren. Ik ben daardoor oh zo blij. Ik zat lelijk in mijn piepzak. Vertelt U maar aan mijn vader (geen idee wat hij daarmee bedoelt?) dat ik Maandag mee mag naar dit stadion. Met hartelijke groeten, …” Hoe vaak hoor je nu nog iemand “lelijk in zijn piepzak” zitten, geweldig. Wat ging deze knul überhaupt op maandag 1 september 1947 bij De Kuip doen? Het Eerste van Feyenoord verloor een dag eerder kansloos met 5-3 van Willem II, dus dat was het niet. Maar waarom speelde men die wedstrijd blijkbaar in Breda? En zo blijven de vragen voortrollen, en bladeren we maar door. Het hoekje ‘ansichtkaarten’ is maar langzaam op gang gekomen hier in het archief, maar het is zeker weten een blijvertje!

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

‘Spitsen killen is mijn taak’

Botteghin

Eric Botthegin (29) is bezig aan een ijzersterk seizoen. Samen met Jan-Arie van der Heijden vormt de Braziliaan een granieten duo in het hart van de verdediging. Critici komen soms woorden tekort om zijn spel te loven. “Ik geniet, hiervoor ben ik naar Nederland gekomen.”

Tekst: Gerrit-Jan van Heemst
Foto’s: Edwin Verheul

Gelijk maar de hamvraag: hoe komt het dat jij zo goed speelt dit jaar?
“Vorig seizoen ben ik laat bij Feyenoord gekomen. De voorbereiding was al een tijd onderweg toen ik van FC Groningen werd gekocht. Ik had daardoor geen optimale start en had even nodig om te wennen aan de club, mijn nieuwe medespelers, en ook aan de coach: het is dan altijd even zoeken. Tegen PSV heb ik toen mijn debuut gemaakt en vanaf dat moment is het steeds beter gegaan. Ik ben nu op een niveau dat ik steeds voor ogen had.”

Verbaast het je dat je zo’n sterk seizoen doormaakt?
“Niet echt. Je weet van tevoren nooit hoe het uitpakt, je spel kan elke week anders zijn. Maar ik weet wel dat ik leef als een prof en inmiddels veel geleerd heb in Nederland. Ik speel hier alweer vanaf 2007 en weet inmiddels wat er gevraagd wordt in de Eredivisie.”

Tijdens de wedstrijden van Feyenoord valt vooral jouw enorme duelkracht op. Je bent een grote en sterke kerel die keihard de duels ingaat. Zie jij dat zelf ook als je sterkste wapen?
“Zeker. Ik vind het heerlijk om het gevecht met spitsen aan te gaan. Ik ga de duels altijd aan met zoveel mogelijk overtuigingskracht; ik wil niet dat de spits het gevoel krijgt dat hij iets kan gaan doen. Mijn postuur heb ik wat dat betreft natuurlijk lekker mee. Je drukt mij niet zomaar van de bal af. Maar ik denk wel dat ik een faire verdediger ben die niet over de grens gaat. Ik heb in elk geval altijd de intentie om de bal te raken.”

Oud-Feyenoordspelers als John de Wolf zeggen dat de rol van spelers als jij weleens wordt onderschat. Elke eredivisievoetballer heeft een goede pass, maar een man uitschakelen kan lang niet iedereen.
“Kan ik me uiteraard in vinden. Er lopen veel goede voetballers op de Nederlandse velden rond. Toen ik in 2007 bij FC Zwolle kwam, heb ik echt moeten leren om met de bal het middenveld in te dribbelen. Om mee te voetballen, opbouwend waarde te hebben. Ik vond het leuk om te doen, want voetbal is een spel waarbij er iets gecreëerd moet worden. Maar ik ben mezelf altijd blijven voorhouden dat het voor mij in eerste instantie draait om verdedigen.”

Je hebt de ideale balans gevonden?
“Dat denk ik wel, ja. Opbouwen is mooi, maar de spits killen is mijn taak. Ik laat me niet verleiden om steeds maar mee ten aanval te trekken. Het is al lang geleden dat ik in Brazilië speelde, maar ik heb wel onthouden hoe ze daar tegen verdedigen aankijken. Als de aanvaller niet scoort, heb je het als verdediger goed gedaan. Alles wat je extra kunt doen, is alleen maar meegenomen.”

Botteghin

De wisselwerking met Jan-Arie van der Heijden verloopt uitstekend. Is het een groot voordeel om met zowel een rechtsbenige speler als een linksbenige in het centrum te staan?
“Vind ik wel meevallen. Zoals gezegd is onze eerste taak het houden van de nul. In dat opzicht is coaching en concentratie in mijn ogen belangrijker. Ik heb een goede klik met Jan-Arie, we hebben weinig woorden nodig om elkaar te begrijpen in het veld. Dat komt zeker omdat we beiden inmiddels al de nodige ervaring hebben, maar ook met de andere verdedigers loopt het prima. Rick Karsdorp en Terence Kongolo zijn nog jong maar verdedigen heel volwassen. Ik denk dat we een defensie hebben die heel geconcentreerd kan spelen.”

Zijn er spitsen die gek van jou worden? Proberen sommigen jou uit de wedstrijd te praten?
“Nee, dat maak ik niet mee. Dat is alweer erg lang geleden. Met Zwolle speelde ik eens tegen Cambuur en Mark de Vries blééf toen maar praten. Ik moest er wel om lachen en haalde m’n schouders op.”

Hoe komt het dat het uit bij Go Ahead Eagles opeens helemaal fout loopt? Zo ontzettend jammer, Feyenoord had vijf punten los kunnen staan.
“Ik weet het niet, maar baalde enorm. Misschien had de doordeweekse trip naar Oekraïne er iets mee te maken. We speelden een zware wedstrijd bij Luhansk waarin we toch vrij diep moesten gaan. Maar dan nog, het is geen excuus voor zo’n zwakke wedstrijd. Vooraf zeiden we ook tegen elkaar dat we niet mochten verslappen. Een scherpe warming-up doen, gelijk er bovenop. Het is erg jammer dat er die dag zo weinig lukte. Maar we moeten er niet te lang bij stilstaan; dat werkt natuurlijk ook niet.”

Over die wedstrijd tegen Luhansk gesproken: je maakte een vreemde beweging toen je die rode kaart kreeg.
(Wijst op zijn oog) “Ik heb hier een week een blauwe plek gehad. Die bal kwam keihard op mijn oog en raakte pas daarna misschien mijn hand. Het was geen strafschop, echt niet. Maar de scheids zag het anders en wij waren er de dupe van. Uiteindelijk mochten we met 1-1 nog best tevreden zijn, denk ik. Het was voor die andere jongens niet makkelijk om zo lang met tien man te spelen.”

Voelde jij je schuldig tegenover je teamgenoten?
“Schuldig is niet het goede woord. Ik kon er echt helemaal niets aan doen. Ik voelde me vooral lullig, omdat ik door dat moment een strafschop veroorzaakte en ook nog met rood weggestuurd werd. Oké, ik had al een gele kaart gehad. Maar ik vond die rare situatie ook geen tweede gele kaart waard. Ik zal nu de uitwedstrijd tegen Manchester moeten missen. Ben ik niet blij mee, om het zacht uit te drukken.”

Voor Manchester-uit ben je voetballer geworden?
“Ja, dat zijn de grote wedstrijden. Van de thuiswedstrijd heb ik ook zo ontzettend genoten. De sfeer, de spanning, het niveau van de tegenstander. Het was best vreemd om plotseling met Zlatan in duel te gaan. Ik moest een paar seconden aan het idee wennen.”

Wat vind jij nu belangrijker: de competitie of de Europa League?
“Ik kan niet kiezen, ik wil altijd alles winnen. Ik ben er niet mee bezig wat ik nu precies wil winnen. Wel moet ik zeggen dat ik erg geniet van de Europa League. Europacupvoetbal is iets speciaals, dat merk ik elke wedstrijd weer. Tegen Luhansk bijvoorbeeld, speelden we in een ander stadion en dat zat nog niet eens vol ook. Maar de sfeer was toch heel apart en juist daarom vind ik het zo jammer dat ik Manchester-uit moet missen.”

Botteghin

Europacupavondjes zijn ook een mooie gelegenheid om belangstelling van buitenlandse clubs te wekken.
“Je staat flink in de belangstelling in Europese wedstrijden. Ik heb het heel goed naar mijn zin bij Feyenoord, maar iedereen vindt het leuk als er naar hem gekeken wordt. Sowieso geniet ik er dit seizoen ontzettend van dat ik zo lekker speel. Ik ben geen type dat gaat zweven maar goed je werk kunnen doen is erg fijn.”

Word je vaak aangesproken door andere mensen?
“Ha, soms hoor ik inderdaad weleens wat. Dan komen supporters naar me toe om te zeggen dat ze tevreden zijn. En elke wedstrijd weer scandeert het hele stadion mijn naam. Ik vind dat zo mooi, dat went gewoon nooit. Ik heb alles gegeven om voetballer te worden. Ik heb mijn vaderland verlaten om bij PEC Zwolle een loopbaan in Europa te beginnen. En dan, jaren later, roepen ruim vijfenveertigduizend mensen je naam. Ik ben daar zo ongelooflijk trots op.”

Johan Cruijff zei altijd dat een voetballer het best maar vroeg vader kan zijn om stabiel te spelen. Jij bent vorig jaar vader geworden. Heeft dat je persoonlijkheid veranderd?
“Ik was nooit iemand die snel rare dingen deed. Maar ik snap zeker wat Cruijff met die uitspraak bedoelde. Ik merk aan mezelf dat ik wat doordachter ben geworden. Heb gevoel van verantwoordelijkheid en denk vaak twee keer na voordat ik iets doe.”

Je bent een echte prof. Daarom mag Rick Karsdorp van jou ook nooit de stad in?
“Ha, dat heb ik inderdaad eens tegen hem gezegd. Hij zat me eens te voeren na een wedstrijd en zei dat hij flink losging in de stad. Onzin natuurlijk, maar ik dacht even dat hij het meende. ‘Thuisblijven jij’, zei ik toen tegen hem. Rick heeft dat toen tegen het AD gezegd en het is een eigen leven gaan leiden. Goede kerel, die Rick Karsdorp. Hij heeft een geweldige toekomst voor de boeg.”

Hij is nu international van Oranje. De nationale ploeg kan ook voor jou niet ver meer weg zijn…
“Dromen mag altijd en ik zou gek worden van vreugde. Maar zolang ik eredivsiespeler ben, is die kans klein. Nederland heeft een prachtige competitie, maar de bondscoach richt zich hier nagenoeg niet op. Neemt niet weg dat de titel hier mij enorm trots zou maken.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Het vodje uit de schoenendoos van mijn vader

FSV

De competitie lag stil in het laatste voetbalseizoen van de Tweede Wereldoorlog. Geen voetbal? De club bleef bestaan. Na de capitulatie van de Duitsers op 5 mei 1945 ging men weer aan voetballen denken en na de zomer begon de competitie opnieuw. Feyenoord speelde lang niet in De Kuip. De bezetters vorderden het stadion onder meer als opvang van duizenden Rotterdammers na de grote razzia van 10 november 1944. Alles met goedkeuring van de NSB-burgemeester van Rotterdam, Frederik Ernst Müller. Dit deerde de supporters niet om lid te blijven of worden van hun geliefde voetbalclub. Zo was ook Jan Kindt in dit seizoen lid van de Supporters-Vereeniging “Feijenoord”. Het ingelijste lidmaatschapsbewijs hangt in het kantoor van de FSV. Jan Kindt is overleden, zijn zoon Peter vertelt over het ‘Vodje’ uit de schoenendoos van zijn vader.

Tekst: Peter Kindt en Peter Tetteroo
Foto’s: Feyenoord Supportersvereniging

Het lidmaatschapsbewijs van Jan Kindt
Peter Kindt: “Ergens, aan een muur, in De Kuip hangt een klein ingelijst stukje papier met daarop de naam van mijn vader: Jan Kindt. Het papiertje is zijn lidmaatschapsbewijs uit 1944-1945 .

Hoe belandde dit kleinood ooit in De Kuip?
“Mijn moeder was een vrouw van Rust, Regelmaat en Reinheid. Naast die 3R’s had zij nog een ander motto: orde. In die geordende wereld bij ons thuis, stond ook ergens achterin het dressoir een schoenendoos van mijn vader. In die doos zat tussen de foto’s een klein papiertje. Het was zijn lidmaatschapskaart van Supporters-Vereeniging Feijenoord. Tijdens verhuizingen riep mijn moeder steevast: “Wat moet je met dat ouwe vodje?” Mijn vader mompelde dan: “Ach, leuk voor later, de kinderen vinden het misschien wel leuk.” Na de laatste opruiming bedacht mijn vader dat buurman Wim er wellicht belangstelling voor zou hebben. Wim Pannekoek was (en is) een groots Feyenoord fan en kende binnen de club mensen die zich bezighielden met de clubhistorie en zo belandde dat ‘Vodje’ van mijn vader weer terug in De Kuip.”

Voetballen met kogels in de benen
De lidmaatschapskaart stamt uit 1944, Jan Kindt was 17 of 18. In 1946 kreeg hij op zijn 21ste verjaardag een oproep voor militaire dienst in Indonesië. Daar werd hij tijdens oorlogsacties door beide benen geschoten. Artsen besloten tot amputatie omdat de kogels te diep in het beenmerg zaten om te opereren. Een net gearriveerd Engels chirurgje zag echter wel mogelijkheden en verwijderde acht van de kogels. Twee zaten te diep in het merg en die liet de chirurg noodgedwongen zitten. Zijn advies na de operatie was: ‘Ga voetballen dan schoppen ze die kogels er vanzelf wel uit’. Peters vader volgde het advies nog in Indië al op.

FSV

Peter Kindt: “Later beweerde mijn vader dat hij in het Nederlands Militair Elftal had gespeeld. Of dat in die jaren bestond, betwijfelde ik als kind al. Eenmaal terug in Nederland, bleef hij voetballen. Hij werd in het begin van de jaren ‘50 lid van BVCB in Bergschenhoek. Dertien jaar speelde hij in het eerste en in 1954 vierden ze zelfs een kampioenschap. In de jaren zestig gingen er in Berkel stemmen op om naast het grote (katholieke) TOGB een tweede voetbalclub op te richten, dat werd CVV (Christelijke Voetbal Vereniging) Berkel. Mijn vader was een van de oprichters en speelde daar ook nog enige jaren in het eerste. Zelf mocht ik op mijn elfde bij de pupillen van CVV Berkel, met dispensatie van de KNVB omdat ik nog geen 12 was. Ik speelde linksbuiten in de C1.”

Jan, hebbie zin in Feijenoord?
“Mijn vader werkte bij de Gekro in Rotterdam. Directeur Rien de Kroes woonde in Berkel en bezat vaste plaatsen op de eretribune in De Kuip. Als Rien geen zin had om zelf naar De Kuip te rijden, belde hij op zondagochtend mijn vader: ‘Jan, hebbie zin in Feijenoord? En neem die jongen (ik) ook mee.’ Zo zaten we dan diezelfde middag op de eretribune. Op de Gekro hadden ze een bedrijfselftal dat op zomeravonden in een ‘wilde’ competitie speelde. Ik speelde in een kroegelftal een paar keer tegen mijn vader. Als een namaak Coen Moulijn probeerde ik hem dan te poorten en te dollen. Als een pitbull stond hij elke keer weer voor mijn neus en belandde ik, zoon of niet, na een tackle à la Theo of Rinus verkreukeld over de zijlijn.”

Rare kromme gozer
“Mijn vader en ik hadden naast Feyenoord ook een zwak voor Xerxes. Daar liep een rare kromme speler op het middenveld te rauzen als een beest en te passen als een biljarter. Een pik met enkels van pap, de motoriek van een bejaarde en de snelheid van een postbode. Maar wat kon die gozert voetballen. Dat hij ooit het beste middenveld uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis met Wim Jansen en Frans Hasil zou vormen, wisten wij nog niet. Niemand kon bevroeden dat hij met Feyenoord op 6 mei 1970 in Milaan dat ding met die grote oren voor Rotterdam ging pakken.”

FSV

Liefde voor Feyenoord
“Mijn ouders groeiden op in bittere armoede. Sport bestond eigenlijk alleen voor een handjevol rijken. De ‘gewone’ man keek naar sport. Zo ook mijn vader. In zijn jeugd fietste hij vanuit Berkel en Rodenrijs elke twee weken met vrienden naar Rotterdam-Zuid voor Feijenoord. Hoewel mijn vader een Feijenoorder in hart en nieren was, liet hij dit thuis zelden merken. Bewijs is misschien dat hij aan zijn baas door de telefoon bij mijn geboorte op 6 november in 1955 alleen liet weten: ‘We hebben een nieuwe Coen’. Ik was weliswaar ook een linkspoot en daar eindigt ook meteen elke overeenkomst met de grootste, kleine man van zijn Feijenoord en mijn Feyenoord.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.