AD-sportfotograaf Pim Ras komt het liefst in De Kuip

Pim Ras

Elke Feyenoord-supporter heeft wel eens een foto van Pim Ras gezien. Hij is de vaste sportfotograaf voor het AD en maakte inmiddels heel wat legendarische Feyenoord-foto’s. Als jongetje van 8 jaar komt hij aan de hand van zijn vader voor het eerst in De Kuip. Daar raakt hij het meest gefascineerd door de mannen achter het doel met hun grote telelenzen. Pim weet het zeker: ik word sportfotograaf.

Tekst: Frans Richardt
Foto’s: Mandy Horstink en Pim Ras

Pim Ras (Rotterdam, 1966) is vaste sportfotograaf voor het AD en fotografeerde op talrijke internationale toernooien, waaronder acht EK’s en WK’s voetbal en zeven Olympische Spelen. Met zijn foto’s won hij diverse prijzen bij de wedstrijd om de Zilveren Camera en de internationale fotowedstrijd van de Franse sportkrant l’Equipe. Hij won de Zilveren Camera 2009 voor zijn fotoserie van het Koninginnedagdrama in Apeldoorn.

Stadions
“Ik kom het liefst in De Kuip, maar ik ben geen voetbalman. Ik heb geen verstand van voetbal, maar weet wel wat er speelt en belangrijk is. Ik wil gewoon een mooie foto maken. In De Kuip kan dat. Voor een fotograaf is dit een heel mooi stadion. Ik ben in veel grote stadions over de wereld geweest, maar De Kuip is echt heel bijzonder. Stade de France is groot en indrukwekkend. Het Maracanã is ook groot, maar qua beleving vind ik het toch een stuk minder dan De Kuip.”

“Manchester United heeft een fijn stadion. Daar zitten de fotografen in een verlaagd gedeelte. Daar fotografeer je onder de reclameborden door. Dat is perfect. FC Groningen heeft ook zo’n geul, aan de zijkant van het veld. Speciaal voor fotografen. Wij zijn daar blij mee, want wij werken het liefst vanuit een laag camerastandpunt. Zo’n Arena heeft dat helemaal niet. Dat is gewoon geen lekker stadion. Ook omdat het licht daar niet goed is. In de Arena heb je een beetje viezig, vaal licht. Het licht in De Kuip is perfect. Het meest verschrikkelijke stadion is absoluut Het Gelredome. Dan is het prachtig weer en houden ze daar het dak dicht. En dan die verschrikkelijke grijze vlakken in de hoek… Daar ga ik liever niet naartoe. Het AD weet dat ook.”

Intiem en intimiderend
“Bij een belangrijke wedstrijd van Feyenoord ben ik altijd nog meer gespannen dan anders. Dat publiek dat op vijf meter afstand van je staat te schreeuwen, dat doet iets met je. Het laat je niet onberoerd. De adrenaline giert dan door mijn lichaam. Ik zit daar niet heel rustig. Toch heb ik nooit last. Als er gescoord wordt, gaat er wel eens bier over je heen. Dat moet je incalculeren. Over het algemeen zijn de supporters positief.”

“Dat lijkt we wel een uitdaging als je een nieuw stadion wilt. Dan moet je eigenlijk die sfeer zien mee te nemen. Maar die kun je niet meenemen, die is ongrijpbaar. In elk geval moet je het stadion niet te groot maken. Je moet het publiek dicht op het veld houden. Dan blijft het intiem en tegelijk intimiderend.”

Pim Ras

Duwen
Vorig jaar kregen twee fotografen het tijdens Feyenoord -FC Utrecht met elkaar aan de stok toen zij een foto wilden maken van Kuyt, die na zijn terugkeer zijn eerste doelpunt in De Kuip maakte.

“Ja, Kuyt. Kuyt is mijn favoriet. Een man met vele gezichten. Hij heeft een mooie kop, is heel expressief. Zijn eerste goal na zijn terugkeer, dat juichen móet ik hebben. Je staat met zijn allen achter dat doel waar Feyenoord naartoe speelt. Wat gaat-ie doen als-ie scoort? Gaat-ie naar links of naar rechts? Dan zie je dat-ie naar rechts gaat en dan ga je allemaal naar rechts. Dan is het gewoon duwen, vechten voor die ene foto. Dan duw ik ook, ja. Ik kan redelijk goed duwen. Ze vinden het niet leuk als ik erbij sta, haha. Ik móét gewoon die foto hebben. Het is voor mij ook een wedstrijd. Het is geen hobby. Het is mijn werk. De volgende dag sta ik op de voorpagina van AD Sportwereld, dus dan wil ik elke keer de mooiste foto hebben. Ik ben nu 50, ik doe dit werk vanaf mijn 16e en loop nog steeds als een kip zonder kop achter Kuyt aan voor die ene mooie foto. Hopelijk gaat dat nooit weg. Als ik dat niet meer heb, maak ik die mooie foto’s niet meer.”

Focus
“Ik ben heel erg gefocust dat ik geen moment mis. Momenten moeten mooi gefotografeerd zijn. De foto moet journalistiek gezien inhoud hebben. Het AD bereikt een miljoen mensen. Dat is mijn drive. Die gaat heel ver. Als de speler die scoort, gaat rennen, moet ik ook als een gek rennen om die mooie juichfoto te hebben. En ik kan niet het veld op. Dat is een no go area. Mijn foto’s zijn vaak emotiefoto’s. Juichfoto’s of treurfoto’s. Het moment ná het moment. Als ik afdruk, weet ik ‘Pats, ik heb ‘m!’ Dan weet ik al of het goed is of niet, of het scherp is of niet.”

“Als Feyenoord om 14.30 uur speelt, doe ik na afloop in de perskamer de nabewerking. Daar ben ik dan nog zo’n drie uur mee bezig. Tijdens een wedstrijd als Feyenoord – Ajax schiet ik soms wel 3.000 beelden. Die moet ik allemaal zien. Ik stuur er dan zo’n dertig door die ik zelf goed genoeg vind. Bij het AD kijken ze dan of ik heb wat zij willen hebben. Als ik het niet heb, nemen ze de foto van een ander. Van een fotobureau, bijvoorbeeld. Maar ik wil er alles aan doen dat ze mijn foto kiezen. Ik wil gewoon altijd in die krant staan.”

“Op vakantie maak ik bijna geen foto’s. Foto’s moeten voor mij een doel hebben. Wat heb ik aan een mooie foto op mijn telefoon? Ze moeten in de krant staan. Die foto moet gezien worden.”

AD
“Toen ik 16 jaar was, wist ik dat ik sportfotograaf wilde worden. Ik zat op het Caland Lyceum in Hillegersberg. Een van de docenten had contacten met Johan Derksen van Voetbal International en die zorgde ervoor dat Piet van der Klooster en Robert Colette, fotografen bij VI, bij ons op school kwamen vertellen over het vak van fotograaf. Dat waren grote meneren. Toen ik die mannen hoorde praten, wist ik zeker dat ik sportfotograaf wilde worden. Ik zat toen in 5 HAVO of zo. Na het Caland Lyceum ging ik naar de School voor Fotografie. Het vak van sportfotograaf leerde je daar helemaal niet. Via een schoolgenoot kwam ik in contact met Inter Football, het bureau van spelersmakelaar Maarten de Vos. Zo ging het balletje rollen en ging ik fotograferen voor Rotterdams Nieuwsblad, Algemeen Dagblad, Rotterdams Dagblad.”

“Het AD is mijn belangrijkste opdrachtgever. Dat is mijn podium. Al vanaf 1987. Bij de krant zijn ze blij met me, ik voel me erg gewaardeerd. Ze sturen me naar Brazilië om de Olympische Spelen te fotograferen. Dat kost een hoop geld. Er zijn weinig fotografen die dat mogen doen. Het AD laat mij mede het gezicht van de krant bepalen. Daaruit spreekt waardering. Het AD is echt mijn krant, ik zou voor geen andere krant willen fotograferen. Ik ben een AD-man. Ik hoop ook dat dat altijd zo blijft.”

De Top 3 van Pim Ras
Wat zijn de favoriete Feyenoord-foto’s van Pim Ras?

3. “John Guidetti scoort uit een penalty tegen aartsrivaal Ajax. Hij scoort die middag drie keer en Feyenoord wint met 4-2.” – 29 januari 2012
John Guidetti

2. “Paul Bosvelt tilt de UEFA Cup in de lucht. Feyenoord verslaat in 2002 in de finale in De Kuip Borussia Dortmund. Een historisch moment.” – 8 mei 2002
Paul Bosvelt

1. “Dirk Kuyt is terug in De Kuip en maakt tegen FC Utrecht zijn eerste competitiegoal. Hij staat als een veldheer en laat het gejuich over zich heen komen.” – 9 augustus 2015
Dirk Kuijt

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

‘Ik ben trots op mijn stad en De Kuip is mijn kerk’

Louis Groeneweg

Louis Groeneweg is een fan van de overtreffende trap. Zijn hele leven draait alleen maar om Feyenoord, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat – en zelfs ‘s nachts.

Tekst: Annika van den Berg
Foto’s: Peter Tetteroo

De trouwe lezer en fan zal deze Rotterdammer in hart en nieren zeker kennen: Louis Groeneweg (70). Hij komt al vanaf zijn tiende jaar in De Kuip, heeft er gewerkt én was de jongste supporter die in 1963 meereisde met de Groote Beer naar de Europacup I -wedstrijd tegen Benfica. Het mag duidelijk zijn dat de verhalen van Louis een volledige Hand in Hand kunnen vullen, maar omdat we ons moeten beperken tot drie pagina’s vertelt hij over de hoogte- en dieptepunten die hij heeft meegemaakt en laat hij ons met trots zijn Feyenoord-museum zien.

“Ik ga altijd naar alle thuiswedstrijden. Ik sla nooit over, ik ga altijd naar De Kuip. Ik ben gestopt met de uitwedstrijden, daar heb ik geen zin meer in. Ik vind de sfeer niet meer leuk, hoe je ontvangen en beperkt wordt. Mijn laatste uitwedstrijd was die tegen FC Groningen, toen we kampioen werden in 1993. Maar de vraag is natuurlijk; hoe lang ben ik al lid van de Supportersvereniging? Ik heb het opgezocht: al 52 jaar.”

Enthousiast toont Louis het bewijs. Het Feyenoord-gevoel heeft hij meegekregen van zijn ouders en de omgeving waar hij woonde. “Ik groeide op in het Oude Noorden, dat was een buurt vol Feyenoorders. Daar waren alleen maar voetballers: Wim Janssen, Jan Boskamp. Coen Moulijn woonde bij mij om de hoek, die was bevriend met mijn broer. Ja, daar kwamen de beste voetballers vandaan.”

De eerste lichtwedstrijd
Er zijn veel mooie herinneringen. Als de Rotterdammer een hoogtepunt probeert te benoemen, volgen er meer en blijkt dat het niet bij één moment kan blijven. “Je hebt bepaalde wedstrijden die je nooit vergeet. Bij mij was dat de eerste lichtwedstrijd. We hadden natuurlijk nog geen lichtmasten in De Kuip en toen die geplaatst waren, hadden we een openingswedstrijd tegen Bolton Wanderers. Dat was in 1957, dus dat was mijn eerste grote evenement.

“Nu kan je het je niet meer voorstellen natuurlijk”, vertelt Louis lachend. “We hebben later heel veel lichtwedstrijden gehad. De mooiste was tegen de Russische selectie. Daar stond de beste keeper van de wereld in het doel: Lev Yashin. Natuurlijk ook de Europacupfinale in Milaan. De eerste keer dat een Nederlandse club de Europacup won. Ik was daar bij”, vervolgt hij trots. Na een moment van bezinning veert hij op uit zijn stoel en stralen zijn ogen: “En alle vrije trappen van Pierre van Hooijdonk. Ze gingen er bijna allemaal in. Hij nam ze zo perfect mooi. Oh, en we hadden een fan die altijd Coen Moulijn imiteerde. Die man liep aan de overkant, waar de oude eretribune was. Dat was altijd schitterend, hij kende alle pasjes en bewegingen precies. Hij deed dat zo goed. Coen zelf vond het niet zo leuk, maar wij vonden het altijd fantastisch. Tsja, en niet het mooiste, maar wel het spannendste: Feyenoord tegen AC Milan. Wim Jansen maakte een doelpunt uit een onmogelijke hoek; hij ging er gewoon in!”

Verzameling Louis Groeneweg

Stiekem roken met Blinker en Taument
Louis vervolgt: “Ik zat altijd in vak L. Dat was een grote vriendenploeg, daar kom je al die gasten tegen. De mensen van Varkenoord; de spelers met vrouwen en familie. Ik zat met Mike Obiku altijd te kletsen over voetbal. Daar heb ik een goede band mee. Ik verzorgde hen natuurlijk. Altijd een praatje na de wedstrijd. Met Blinker en Taument ging ik na afloop van de training in de ruimte tegenover de kleedruimte stiekem roken. Nu zijn we allemaal uit elkaar getrokken. Nu heb je in L van die mooie stoeltjes waar je heel veel geld voor moet betalen om daar te mogen zitten. Dus nu zit ik in K.”

Op vijftienjarige leeftijd – het was 1963 – spijbelde Louis van school om met de Groote Beer mee te varen naar Lissabon. Het geld voor een kaartje had hij weten te bemachtigen door zijn racebaan te verkopen, dit bracht 250 gulden op. Veel geld, maar dat was op dat moment de enige optie die hij had. Het gezicht van de Feyenoorder straalt opnieuw als hij vertelt over de reis en over de documentaire van ‘Andere Tijden’, die mei van dit jaar werd uitgezonden.

Louis werkte er met veel plezier aan mee en vindt het geweldig om weer contact te hebben met de mensen van toen. “Er zijn er inmiddels al heel wat overleden, want ik was toen natuurlijk de jongste die meeging. Ik ben inmiddels ook al 70, dus ga maar na. Maar met die mensen die ik heb ontmoet houd ik weer contact. Ik zit op Facebook en dat is ook nog een hele taak om dat bij te houden. Ik kijk daar elke dag naar en ik feliciteer iedereen met de verjaardagen. Ik heb plaatjes van Feyenoord en die stuur ik dan mee. Ik schrijf ook elke dag iets over Feyenoord, over een wedstrijd die eraan komt, wat ik ervan verwacht en als ze gespeeld hebben, hoe ik de wedstrijd vond. Elke dag schrijf ik wel wat en zo houd ik contact met iedereen.”

Toen lagen we eruit
Tijdens het bezoeken van zoveel wedstrijden zijn er natuurlijk ook dieptepunten geweest. “De grootste teleurstelling was uit tegen UT Arad in Roemenië. Toen waren we net wereldkampioen geworden, ook weer als eerste Nederlandse club. We hadden gewonnen van Estudiantes. De eerste wedstrijd in de volgende Europacup was toen thuis tegen UT Arad en speelden we gelijk. Uit dachten we toen: dat doen we wel even, ik bedoel, we waren net wereldkampioen geworden dus dat moest geen probleem zijn. Maar toen speelden we weer gelijk, dus toen lagen we eruit. In de eerste ronde al. Ja dat was wel een heel grote teleurstelling. En de wedstrijd tegen Tottenham Hotspur. Toen kwamen Engelse supporters vak S in, wat nu natuurlijk niet meer kan. Maar toen was er nog een steekpartij; verschrikkelijk. En natuurlijk het ijsbalincident, Feyenoord tegen Ajax. Wim Jansen speelde toen voor Ajax – hij was een echte Feyenoorder, maar hij heeft een jaar een foutje gemaakt – en tijdens de warming-up gooide een of ander figuur een keiharde sneeuwbal zo op de ogen van Wimpie Jansen. Die werd zo hard geraakt dat hij zijn oog niet meer open kon doen en die wedstrijd niet meer kon meespelen.”

Naast het bezoeken van wedstrijden heeft de fan Louis ook vier jaar in dienst van Het Stadion gewerkt, als ‘manusje van alles’, zoals hij zelf zegt. “Van 1992 t/m 1996 heb ik werkzaamheden verricht in De Kuip. Ik deed daar het onderhoud. Ik verzorgde de kleedkamers, zorgde dat alles netjes in orde was, ook voor het Nederlands Elftal. De ballen oppompen, schoenen van de spelers schoonmaken. Ik kwam ook op Varkenoord; alles klaarzetten en de doelen plaatsen voor de trainingen. We hadden ook drukke periodes tijdens popconcerten. Het veld afdekken, zorgen dat de horecapunten bevoorraad waren in De Kuip en na afloop zorgen dat alles weer opgeruimd werd. Ja,ik heb van alles meegemaakt; Michael Jackson en Pink Floyd. Voor de renovatie was het het gezelligste natuurlijk. Dan kwam je nog alle spelers tegen. Dat was in de tijd van Ed de Goeij, John de Wolf en Regi Blinker.”

Verzameling Louis Groeneweg

Overal Feyenoord
Feyenoord zit in het bloed van misschien wel de grootste fan van onze club. “Waar je ook kijkt in mijn huis, overal zie je Feyenoord. In de gang, in de wc, aan de muren, op alle plankjes. Daar staat een bouwpakket van De Kuip, (knikkend met zijn hoofd naar een bijzettafeltje), die kan je bij de Fanshop kopen. Die heb ik in een ochtend in elkaar gezet. Mijn hele leven draait alleen maar om Feyenoord. Bijgelovig ben ik niet, maar voor elke wedstrijd ga ik eerst even wat drinken bij Very Italian Pizza op de Blaak. Iedereen kent me daar en ik ken iedereen. Er komen ook veel andere supporters en soms ook spelers. Daarna ga ik naar De Kuip voor de wedstrijd en na afloop ga ik altijd weer even terug naar Very Italian Pizza. Ze komen daar altijd bij me zitten om te vragen hoe de wedstrijd is geweest en dat wordt nog wel eens laat. Ik heb een moordleven. We hebben zo’n mooie stad. Zo modern, veel beter dan die ouwe troep van 020. Ik ben trots op mijn stad en De Kuip is mijn kerk.”

Na afloop van het interview wordt Hand in Hand meegenomen naar de slaapkamer van Louis. Hier bevindt zich zijn Feyenoord-museum. Het zien van al zijn verzamelstukken bevestigt dat hij lééft voor de club en we mogen trots zijn op zo’n trouwe supporter!

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Over mijn lijk: John Metgod

John Metgod

De carrière van John Metgod is imposant. Hij heeft bij grote clubs gespeeld: Real Madrid, Tottenham Hotspur, Nottingham Forest in de gloriejaren, AZ in een bijzondere periode en lang bij Feyenoord, eerst als speler en later als trainer, coach, begeleider en scout.

Tekst: Peter Tetteroo
Foto’s archief Piet Bouts, Peter Tetteroo en www.mijnfeyenoordverzameling.nl

Buitenlandse avonturen
“In 1982 werd ik door Real Madrid gekocht. Ik was de eerste Nederlander die bij de Koninklijke ging spelen. Er mochten in die tijd nog maar twee buitenlanders in een team worden opgesteld en ik speelde daar samen met Duitser Uli Stielike. Van het ‘provincieclubje’ AZ naar de grootste voetbalclub ter wereld, waar de voetballegende Alfredo Di Stefano trainer was … dat was een gigantische overstap. Ik kom nog wel eens in Madrid waar mannen ‘van een zekere leeftijd’, me nog herkennen. Ook heb ik nog regelmatig contact met oud-spelers zoals Vincente Del Bosque, die later een bekende trainer is geworden, Emilio Butragueño, nu directeur en Chendo, teammanager. Ik beleefde in de twee jaren dat ik bij Real Madrid speelde ook de grootste teleurstelling in mijn carrière. In mijn eerste jaar daar verspeelden we op de laatste speeldag van de competitie het kampioenschap, uit bij Valencia. Wij hadden genoeg aan een gelijkspel, maar we verloren met 1-0. Dat was een hele bittere pil. In mijn tweede jaar waren we afhankelijk van Bilbao. Zij wonnen hun laatste wedstrijd en wij ook, maar zij behielden daardoor een kleine voorsprong. Weer geen kampioen en dat voor een club als Madrid waar maar één ding telt … tweede plaatsen tellen niet.”

“In Engeland speelde ik drie jaar bij Nottingham Forest en één jaar bij Tottenham Hotspur. Van 2008 tot 2013 trainde ik de Engelse teams, Portsmouth en Derby County. Engeland voelt nog steeds als thuiskomen en ik zou daar ook zomaar weer kunnen werken.”

John Metgod

Trainer
“Tegenwoordig is de belangrijkste kwaliteit van een trainer dat hij zijn spelers kan managen. Het moet vooral een people-manager zijn. De trainer moet er voor zorgen dat zijn spelers elke wedstrijd hetgeen willen en kunnen doen waar ze goed in zijn. Ook degene die niet spelen moet je zodanig benaderen dat ze op het moment dat ze hun kans krijgen er voor 100% staan. Als je als trainer in de maanden daarvoor niet naar zo’n speler omkijkt en hem geen enkele aandacht schenkt, kun je niet van hem verwachten dat hij op het moment suprême alles geeft en een topprestatie neerzet. Dat goed te doen wordt in het moderne voetbal steeds belangrijker voor een trainer.Onze trainer bij AZ, George Kessler, was heel slim, heel geslepen. Die wist goed hoe hij met de groep om moest gaan. Hij gaf je het geloof, door de manier van trainen en persoonlijke benadering, dat er niemand beter was dan jij. Jij kon iedereen aan, van iedereen winnen.”

“Wim Jansen bracht ons in 1991 terug naar de realiteit. Hij vond dat als je wilde winnen, je eerst moest zorgen dat de kans dat je een doelpunt tegen krijgt zo klein mogelijk werd. Als je dat voor elkaar kreeg kon je een wedstrijd ook met 1-0 winnen. Het lijkt erop dat Feyenoord dit weer toepast en dat kan tot mooie dingen leiden.”

“Je moet als trainer ook met je tijd meegaan. Vroeger hoorde je van de trainer of je speelde, wat je taak was en wat je moest doen. Daar had je zelf geen stem in. Daar hoef je nu niet meer mee aan te komen, want de jongens van nu willen weten waarom ze niet opgesteld staan, of waarom ze zo en zo moeten spelen en waarom dit en waarom dat. Dat is de tijdgeest en die zie je niet alleen in het voetbal terug, maar in de hele maatschappij. Daar zal je als trainer-coach op moeten inspelen.”

“In principe blijft het spelletje hetzelfde, maar de spelers van nu zijn fitter dan in mijn tijd als actief voetballer. Er worden allemaal experts op allerlei gebied bijgehaald. Gezonde voeding, mentale begeleiding, sturen op verzamelde data, noem allemaal maar op. Wat dat betreft weten we veel meer dan pakweg 30 jaar geleden en is er in de begeleiding veel veranderd.”

Team bouwen
John Metgod: “In het kampioensseizoen 1992-1993 was József Kiprich de speler die in zijn eentje zomaar een wedstrijd kon beslissen, maar niet overliep van werklust. József was het best en gevaarlijkst in de zestien van de tegenpartij en niet bij die van ons, daar wilde we hem zo ver mogelijk vandaan houden. Zoiets moet je als trainer zien te managen, want anders gaat iedereen roepen dat zo’n speler niet hard genoeg werkt, niet genoeg doet, hij verdedigt niet mee terug, maar ja, als de anderen er geen moeite mee hebben om met zijn tienen, drie, vier stapjes extra te doen, dan is het probleem opgelost. Iedereen speelt dan naar zijn eigen kwaliteiten en uiteindelijk profiteert het hele team ervan.”

“Bij het opbouwen van een team zijn er verschillende mogelijkheden. Als je een Van Gaal of een Guardiolia bent, heb je een eigen manier van benaderen. Dat soort mannen heeft de beschikking over een flink budget zodat het spelers kan halen die bij hun visie past. Het kan ook zo zijn dat je bij een club naar binnen komt en het moet doen met het materiaal dat voorhanden is. Dan zul je moeten zoeken naar manieren om de kwaliteiten van de aanwezige spelers te verbeteren en ze om te buigen naar de manier waarop jij wilt spelen. Als dat niet lukt zul je spelers moeten kopen, afhankelijk van het geld dat je tot je beschikking hebt.”

“Ik ben er zelf door de jaren heen van overtuigd geraakt dat er niet maar één spelsysteem is. Je moet als prof minimaal twee verschillende spelsystemen beheersen en naar gelang de situatie kunnen overschakelen, zelfs tijdens de wedstrijd. Nog idealer is het beheersen van drie systemen, maar je moet uitkijken dat het dan niet te verwarrend wordt voor de jongens. Die verschillende systemen moet je er dan inslijpen tijdens de trainingen. Als de coach van de zijkant aangeeft dat er omgeschakeld moet worden, moeten de spelers die in het veld staan dat allemaal snappen en meteen uitvoeren, zonder dat je daarvoor hoeft te wisselen. Ik vind dat je van profs moet verwachten dat ze dat kunnen. Als ik in een 4-3-3 opstelling speel en het wil veranderen naar 4-4-2 omdat ik een ruit op het middelveld wil hebben, moet dat goed getraind zijn, weten welke positie je moet innemen, omschakelen en het liefst allemaal tegelijk. Hahaha.”

John Metgod

Toekomst
“Als voetballer sta je tussen de lijnen, als trainer sta je naast het veld en als technisch manager sta je nog verder van het gras af. Voor mij was het technisch managerschap bij ADO-Den Haag een nieuwe ervaring. Ik vond het interessant, heel leerzaam om het voetbal eens van die kant te leren kennen. Dat is me goed bevallen en daar zou ik geen enkele moeite mee hebben om daarin verder te gaan bij een volgende club. Ik zou het ook leuk vinden om ergens weer trainer of assistent-trainer te zijn. Momenteel heb ik weer een Engelse connectie, want vanaf het begin van dit seizoen ben ik terug bij Brighton, waarvoor ik de Europese scouting doe.”

Loopbaan betaald voetbal
1975-1976 Haarlem
1976-1982 AZ’67
1982-1984 Real Madrid
1984-1987 Nottingham Forest
1987-1988 Tottenham Hotspur
1988-1994 Feyenoord
1978-1983 21 maal in Oranje

Trainer/Scout/TD betaald voetbal
jan. 1994 – juli 1996 Hoofd Jeugdopleidingen Feyenoord
juli 1996 – okt 1996 Hoofdtrainer Excelsior
okt. 1996 – juli 2004 Assistent-trainer Feyenoord (Metgod werd teruggehaald door Feyenoord toen Arie Haan werd ontslagen)
seizoen 2004 – 2005 Hoofdtrainer Excelsior
juli 2005 – nov. 2008 Assistent-trainer en scout Feyenoord
nov.2008 – okt. 2013 Assistent-hoofdtrainer Portsmouth en Derby County (UK)
jan. 2014 – okt. 2014 Assistent-hoofdtrainer Colorado Rapids in Denver (USA)
okt. 2014 – juli 2015 Scout Brighton & Hove Albion F.C (UK)
Seizoen 2015 – 2016 ADO Den Haag, TD
sept. 2016 tot heden Scout Brighton & Hove Albion F.C (UK)

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

HIH, oktober 2016: Toornstra, Metgod en vele achtergrondverhalen

Hand in Hand, oktober 2016

Interlandweek, een mooi moment om in alle rust de nieuwste Hand in Hand te lezen. Uitgave 2 van dit seizoen is inmiddels bij de leden van de Feyenoord Supportersvereniging op de mat gevallen. De redactie schreef ook deze maand prachtige verhalen, interviewde diverse mensen met een rood-wit Feyenoord-hart en schreef verhalen over onze club die je nergens anders leest.

Jens Toornstra komt uitgebreid aan het woord in dit nummer. Hij praat over het moeizame vorige seizoen en zijn wederopstanding. Een korte passage: “Het is ontzettend lekker om nu in de basis te staan. Vorig jaar heb ik inderdaad minder gespeeld, tot nu toe ben ik een vaste kracht. Ik heb niks anders dan normaal gedaan. Ik doe gewoon mijn ding, keihard werken. En ik geef assists en maak doelpunten. Waarschijnlijk heb ik op het juiste moment goed gespeeld en dan word je een vaste waarde.”

In de serie ‘Over mijn lijk’ vertelt oud-Feyenoorder John Metgod zijn verhaal. De bikkelharde verdediger van weleer, en oud assistent-coach van onze club, spreekt in een monoloog over onder meer Real Madrid, het kampioensjaar 1992-1993 en József Kiprich. Ook doet Corina Beltman, de vrouw van grasmeester Erwin, een opvallende onthulling: de man met de geniale groene vingers heeft zelf niet eens een tuin!

Verder: interviews met spits Nicolai Jørgensen, fotograferend vrijwilliger Leen van den Oever en verzamelaar Louis Groeneweg, een verslag van de presentatie van het XXL-boek ‘Feyenoord De Grootste’, wordt de vraag gesteld “Lege vakken: noodzakelijk kwaad of overdreven?”, de maandelijkse columns en vele andere pareltjes van verhalen.

Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging doet u door hier te klikken. Als lid geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.

Bron: Hand in Hand, oktober 2016