In aanloop naar de (hopelijk) aanstaande kampioenswedstrijd, is er niets prettiger dan de spanning op te voeren met fijn leesvoer over je favoriete club. De leden van De Feijenoorder vallen met hun neus in de boter met de nieuwe Hand in Hand die deze week wordt bezorgd. En hij zit vol. Propvol! Zo is hij gevuld met onder meer interviews met Karim El Ahmadi (“Eenheid en energie maken ons sterk”), Terence Kongolo (Teamspirit is the key tot succes), supporter Wouter Bos, oud-topvoetbalster en huidig trainster Manon Melis en Astrid Been, de vrouw van Mario.
Maar er zijn ook weer de oude vertrouwde items, zoals Over Mijn Lijk. Daarin dit keer aandacht voor John de Wolf: “Vroeger ging ik met mijn vader naar Feyenoord. We hadden samen een droom en dat was ooit voor die club te mogen spelen. In 1990 was het zover, ik tekende een contract, mijn vader was erbij, we hoefden niks tegen elkaar te zeggen op dat moment, elkaar aankijken was genoeg. Dan zit je daar als twee grote jongens die allebei het gevoel hebben van: “We hebben het bereikt, we zijn daar waar we wilden komen.”
En verder: Ed Oudenaarden die als fotograaf veel in De Kuip kwam maar na een ernstig ongeluk zijn vak niet meer uit kan oefenen, een jeugdsentiment opwekkend overzicht van Panini-stickers van (oud)-Feyenoorders, een dagje meelopen met de heren van RTV Rijnmond tijdens het duel in Zwolle, een (statistische) vergelijking waarom Nicolai Jørgensen beter is dan Michiel Kramer en uitgebreide Informatie over de eerste kampioenendag van de Dirk Kuyt Foundation op zaterdag 3 juni.
Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden met een lidmaatschap inclusief Hand in Hand van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop.Lid worden van De Feijenoorder doet u door hier te klikken.Als lid inclusief de Hand in hand geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.
Alle Feyenoorders kijken reikhalzend uit naar aanstaande zondag 7 mei; de kampioenswedstrijd tegen Excelsior Rotterdam.
Al weken doen veel supporters hun best om aanwezig te zijn in het stadion in Rotterdam-Kralingen. Naast een kaart voor het uitvak hebben Feyenoorders een kaart via via geregeld, een halve (of hele) seizoenkaart aangeschaft, de kaart gewonnen bij een prijsvraag of al maanden geleden de kaart gekocht bij Excelsior Rotterdam. Ben jij de ‘gelukkige’ en heb je een leuke anekdote? De redactie van Hand in Hand zoekt juist die Feyenoorders voor de editie van juni.
Stuur een e-mail met jouw korte verhaal/anekdote naar [email protected]
Uiteraard gaan wij vertrouwelijk om met jouw gegevens en vermelden we je niet met voor- en achternaam (tenzij je dit graag wil uiteraard) in de Hand in Hand.
Eigenlijk zijn er best veel overeenkomsten tussen Liverpool en Feyenoord, als het aan Dani Jones, vrouw van keeper Brad Jones, ligt. Bijna dezelfde kleuren, het You’ll Never Walk Alone klinkt in het stadion en die supporters? “Just as crazy.”
Tekst: Ellen Mannens ▪ Foto’s: Hélène Meulstee
“Wacht, ik app je het adres wel”, zegt Dani Jones als we een afspraak maken voor een interview in Hand in Hand met de vrouw van Feyenoords doelman. “Als ik het uitspreek, weet je nog niet waar ik woon.” Nederlands is nu eenmaal een ingewikkelde taal voor een native English speaker. “Ik kan niet eens mijn eigen woonplaats uitspreken: ‘Barendrekt’. Iedereen spreekt hier ook zo goed Engels. Laatst stond er een paar jonge meiden voor de deur om geld in te zamelen voor hun hockeyteam. Toen ze begrepen dat ik Engels sprak, schakelden ze net zo makkelijk over en vertelden in vloeiend Engels hun verhaal. Ik was zo onder de indruk dat ik ze meteen wat extra’s heb gegeven.”
Britain’s Next Top Model
Dani Jones. Dertig jaar, moeder van Nico en Romi en ‘beeldschoon, maar ook nog eens heel erg aardig’, zo luidde de omschrijving van enkele spelersvrouwen die we eerder spraken voor deze rubriek. Die looks kwamen goed van pas tijdens haar studententijd. “Ik deed in 2007 mee aan Britain’s Next Top Model, maar ik lag er in de eerste ronde al uit. Ik gaf ze niet genoeg tv. Logisch. Ik vond het leuk om mee te doen, maar het was niet alles voor me. Ik had ook nog iets om naar terug te gaan. Ik studeerde fysiotherapie en had een paar leuke stages. Mijn moeder had me trouwens vermoord als ik mijn studie niet zou afmaken. En weet je, uiteindelijk levert zo’n laatste plek je ook al heel veel werk op.”
Die ‘stageplek’ zou uiteindelijk trouwens haar grote liefde opleveren. Om precies te zijn de stageplek bij de Academy van Middlesbrough, de jeugdopleiding van de Noord-Engelse club.
“Twee maanden nadat ik daar weg was, werd ik op Facebook benaderd door iemand die bij Middlesbrough werkte, dat haalde ik in ieder geval uit zijn informatie op Facebook. Hij heette Brad Jones en zei dat hij me nog van de Academy kende. Dat kon goed. Ik was de enige vrouw die er werkte, dus kenden de meeste mensen me wel. Ik dacht dus dat hij onderdeel van het medisch team was. Pas na drie dagen heen en weer chatten, kwam ik erachter dat Brad een spéler was. Hij had niets gezegd, want hij vond het wel leuk om met me over medische zaken te praten.”
De huidige Feyenoord-doelman was toen al twee maanden op zoek geweest naar dat leuke meisje van de Academy, dat ineens weer was verdwenen. “Ik had geen idee wie er in het eerste elftal speelden. Ik voetbalde zelf in die tijd, maar interesseerde me bijna niet voor de premier league. Net nadat Brad me toevallig een keer op de Academy had gezien, was mijn stage voorbij en ging ik ergens anders aan de slag. Hij heeft dus flink zijn best moeten doen om me te vinden.”
Na drie dagen vroeg Brad haar mee uit en sindsdien zijn ze onafscheidelijk. “Mijn moeder baalde dat ik uitgerekend verliefd werd op een voetballer, want de pers in Engeland kan verschrikkelijk zijn voor voetbalkoppels. Ik stelde haar gerust: mam, Brad is anders, hij is een Australiër.”
Nieuwe start
Pas sinds augustus woont Dani in Nederland. Toen Brad vorig jaar bij NEC kon gaan spelen, bleef zij met zoon Nico en dochter Romi in Liverpool, maar toen het Nederlandse avontuur werd verlengd bij Feyenoord, maakte ook de rest van het gezin de oversteek.
‘Manic’, was de verhuizing. Nico zou net in Engeland naar de basisschool gaan, dus werd er snel een andere school in Nederland gezocht. “Feyenoord was amazing. Ze lieten ons alle mogelijkheden voor scholen zien. Hielpen ons aan een huis en stuurden zelfs een klusjesman om onze foto’s aan de muur te hangen. Dat helpt om je snel thuis te voelen.”
Verhuizen naar Nederland betekende een nieuwe start voor Brad en Dani. “Het gaat weer om voetbal”, zegt de Engelse. Een uitspraak die heel logisch klinkt voor een voetbalfamilie, maar waar een veel dieper verhaal achter schuilgaat. “Voetbal heeft voor ons lang niet op één gestaan. Weinig mensen weten het hier in Nederland, maar vijf jaar geleden hebben we Brads zoon Luca verloren aan leukemie. Twee jaar nadat ik Brad ontmoette, werd Luca ziek.”
Leukemie
In 2010 maakte Brad net de gedroomde overstap naar Liverpool én stond hij op het punt met het Australische nationale elftal uit te komen op het WK. Brad verliet het toernooi voor het zou beginnen. Zijn toen nog vierjarige zoon Luca, uit Brads eerdere relatie, was ziek. Leukemie, zo zou later blijken. Het was het begin van een bijna dubbelleven. Het voetbal ging voor de wind, maar zijn zoon vocht voor zijn leven.
“Ik weet echt niet hoe we het hebben doorstaan. Het was zo’n moeilijke tijd. Nu ik zelf moeder ben, weet ik dat ik van Luca heb gehouden alsof hij mijn eigen kind was. Ik ben daarom ook zo trots op Brad. Hij is sterk en zit zo vol liefde, dat hij zichzelf weer heeft kunnen oprapen na alles wat er is gebeurd.”
In de fotolijstjes aan de muren in de Barendrechtse woning is Luca nog volop aanwezig. “Hij maakt nog steeds een groot deel van ons leven uit. We praten heel open over hem. Onze kinderen weten wie hij is. Het eerste woord dat Nico zei als baby, was Luca.”
Spiderman
Achttien maanden vocht Luca tegen zijn ziekte. Uitgerekend aan het einde van die periode raakte Dani zwanger. “Heel dubbel, maar ik denk ook dat het Luca een boost gaf. Hij zou grote broer worden. ‘Can we call him spiderman?’, vroeg hij nog.” Luca zou zijn broertje nooit zien. Afgelopen november was het vijf jaar geleden dat Luca overleed.
“Als ik nu nog in Engeland had gezeten, was ik druk geweest met charity. We praatten veel over wat we meemaakten met Luca om zo bewustwording rond leukemie te creëren. Ik liep een marathon om geld in te zamelen en we riepen mensen op om stamceldonor te worden. Een goeie match met een donor is van levensbelang voor mensen met leukemie.”
Het verschil tussen Dani’s Engelse en Nederlandse leven is groot. “Ik mis het wel om een rol te hebben. Maar we hebben er ook bewust voor gekozen dat het hier weer om het voetbal draait. En trouwens, ik heb het nu even druk genoeg met mijn gezin. De kinderen zitten op een internationale school in Den Haag. Iedere dag gaan we om half acht de deur uit om op tijd op school te zijn. Mijn dagen bestaan dus uit autorijden. Ik doe nu vrijwilligerswerk op de school. Zo kan ik op school blijven en het scheelt me een paar keer heen en weer rijden. Als Brad mag blijven bij Feyenoord, gaan we dus echt meer richting Den Haag wonen.”
Of ze hoopt dat hij mag blijven? “Ja! Hij heeft het hier echt naar zijn zin. De jongens in het team zijn aardig en leven met elkaar mee. In november, toen het de sterfdag van Luca was, kreeg hij allemaal lieve appjes. Terwijl dat ook de tijd was dat Vilhena’s moeder was overleden. Ik vind dat die jongens dat echt goed doen. Waarschijnlijk had ‘Durk’ het hun verteld. Sorry, jullie zeggen Dirk hè? Voor ons Engelssprekenden heten ze Durk en Trudy. Dat is makkelijker.”
Haar man is blij, de kinderen hebben het naar hun zin en nu Dani eenmaal de weg weet in het Feyenoord-stadion, voelt ook zij zich steeds meer thuis in Rotterdam. “Maar de eerste keer was echt nog een drama. Dat Maasgebouw is ook zo groot. Ik had geen idee waar ik heen moest en wie wie was. Trouwens, misschien is het een idee om aan het begin van komend seizoen een gezellig diner met de families te organiseren, zodat je elkaar alvast leert kennen.”
Het maakt het spel er niet minder leuk op. Als het kan, kijkt Dani in het stadion, de nanny past thuis op de kinderen. “Romi vindt het nog te eng in het stadion en Nico houdt het geen hele wedstrijd vol. Dus kijk ik de wedstrijden nu alleen. Spannend genoeg, want ik kan helemaal meeleven met Brad. Echt, ik kan je een tip geven: word geen keeper!”
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.
Een maand vóór Ajax-Feyenoord had ik een idee. Ik wilde de uitwedstrijd in Amsterdam bezoeken. Het plan was om met de verslaggevers van RTV Rijnmond mee te gaan en hier een sfeerverslag over te schrijven. Helaas dacht Ajax hier anders over, omdat zowel mijn eigen aanvraag als die van RTV Rijnmond voor een accreditatie voor mij, werd afgewezen.
Tekst ▪ Foto: Jeroen de Wit
Vier dagen vóór de Klassieker heb ik de directeur van KOOTprofessionals gevraagd zijn netwerk aan te spreken. Met succes, want er was via via één kaart beschikbaar in een business-vak op de hoofdtribune. Ik was opgelucht en gespannen tegelijk. Ik ging naar Ajax-Feyenoord en wist niet wat ik moest verwachten.
Foto
Op zondagochtend voelde ik uren vóór de wedstrijd heel veel spanning en een onrustig gevoel in mijn lijf. Niet alleen de normale zenuwen die horen bij een Klassieker, maar nu extra met de gedachte aan ‘zitten tussen de supporters van de andere club’. Rond 12.00 uur stapte ik in de auto en reed naar Amsterdam om hier rond enen te arriveren. Na de afrit Ouderkerk aan den Amstel zag ik het stadion aan het einde van de weg al liggen. Om mij heen nog meer supporters met de auto. Zij hadden geen notie van mijn Rotterdams bezoek en vervolgden hun weg richting een parkeergarage. Ik stuurde mijn auto naar P4 en het viel mij gelijk op dat het nog niet heel druk was. Ik ging met de roltrappen naar beneden, tussen winkelende bezoekers van de Villa Arena en supporters van de thuisploeg. Langs de woonwinkels liep ik richting uitgang. Restaurants in de woonmall werden bezet door in een Ajax-tenue gehulde mensen. Ik voelde mij ongemakkelijk en merkte aan mijzelf dat ik mij anders voelde. Buiten was het veel drukker met groepen, bierdrinkende supporters in de cafés om het stadion heen. Twee jongens achter mij hoorde ik praten over de opstelling van Ajax en een ander bemoeide zich ermee met de tekst: “We gaan gewoon winnen van die ‘kakkerlakken’.” Ik beet op mijn lip en liep door naar ingang E, waar ik naar binnen moest voor de hoofdtribune. Twee tellen later stond ik oog in oog met Frank Evenblij, die voor mij moeite had om zijn kaart op zijn telefoon te laten zien. Na een tweede controle zag ik twee roltrappen en een normale trap omhoog. Links van mij zag ik Tonny Vilhena binnenkomen, die gelijk tegen werd gehouden om met een jonge supporter op de foto te gaan. Het gevoel dat ik niet alleen was, gaf een bepaalde rust. Ik wilde zijn naam roepen, maar bedacht mij op het laatste moment. Ik was niet op een plek waar dit kon. Na vier(!) roltrappen, omgeven door foto’s van ex-spelers van vroeger, kwam ik in een grote ruimte met toegang tot diverse zalen en de tribune. Ik koos voor het laatste en om kwart voor twee stapte ik mijn vak op.
Ik zag dat mijn stoel aan de buitenkant van de rij was, naast de trap, en op drie meter van de uitgang van het vak. Langs het veld, op tien meter afstand, zag ik Toine van Peperstraten van FOX en Joep Schreuder van de NOS al met de microfoon voor hun neus. Om mij heen werd het vak langzaamaan voller. Verderop, op de korte zijde, vulde de F-Side zich meer en meer. Het vak rechtsboven hen bleef leeg, als KNVB-straf voor de Vermeer-pop vorig seizoen. Het duurde even maar toen kwam de selectie van Feyenoord het veld op. Onder striemend fluitconcert van het hele stadion. Het duurde niet lang, viel mij op. Het ‘Kakkerlakken-lied’ werd ook gezongen. Mijn blik ging alleen naar links, waar de spelers van Feyenoord warmliepen. Ondertussen was er een Amsterdamse jeugdspeler gestart met hooghouden, wat werd ondersteund door een ietwat fanatieke stadionspeaker. “En hij is al boven de 1500 keer”, schreeuwde de beste man met een Amsterdams accent door zijn microfoon. Op dat moment schoot de Ajax-keeper een bal tegen het jongetje aan en zijn ‘hooghoud-bal’ viel op de grond. Blijkbaar zijn de regels in de Arena anders dan normaal want het jongetje mocht verdergaan.
De vader van Karsdorp
Om kwart over twee stond ik nog steeds op mijn plek. Rust om te gaan zitten had ik nog steeds niet. De spanning was voelbaar, net als ook de irritatie aan de Amsterdamse accenten om mij heen. Steeds meer mensen zochten hun stoel op in het vak waar ik zat. Links van mij bleven de twee stoelen leeg en stiekem hoopte ik dat er niemand naast mij ging zitten. In het stadion werd Ciske de Rat gedraaid en ik hoorde bijna het hele stadion luidkeels meezingen. Vlak hierna zag ik een bekend gezicht de trap oplopen richting de uitgang. Hij passeerde mij bij de trap maar door een aanhanger van Ajax die in onvervalst plat Amsterdams zijn ‘gabber’ toeschreeuwde, hoorde de passant mijn begroeting niet. Ik besloot om hem achterna te lopen en in de ruimte achter de vakken gaf ik de vader van Rick Karsdorp de hand. “Wat doe jij hier?”, vroeg Fred aan mij, waarop ik antwoordde dat ik mij hier niet prettig voelde. Hij begreep me en zei dat het allemaal goed kwam. “Na afloop weten we het”. Met die woorden liep ik richting de toiletten.
Na terugkomst zag ik dat de twee stoelen naast mij werden bezet. Mijn ‘buurman’ sprak met een Oosters accent tegen zijn vriend. Gelukkig niet dat platte Amsterdamse. Ik praatte niet tegen hen. Tegen niemand. Ik was op van de spanning. Het moest nu maar beginnen. De tweeëntwintig spelers kwamen onder georganiseerde knallen uit het dak en gracht het veld op. Ik zag geen vlaggen of grote spandoeken op de tribunes. Geen creativiteit. Helemaal niets. Teleurstellend. Om mij heen stond iedereen en klapte bij binnenkomst van de spelers. Ook ik. Voor Feyenoord. Rechts van mij, op de F-Side zag ik mannen met zwarte shirts druk zwaaien met hun armen. Het was een klein groepje van zo’n 30 man. Opmerkelijk was dat de anderen daar bleven zitten. Alsof zij zich van hen distantieerden.
Na 53 seconden nog meer irritatie
De wedstrijd was begonnen. Ik merkte dat mijn hartslag omhoogging bij de beslissing van de scheidsrechter om een vrije trap te geven aan de thuisploeg. Een paar tellen later zag ik de 1-0. Ik stond op en merk dat mijn gezicht op onweer staat. Snel ging ik weer zitten en binnensmonds zei ik wat scheldwoorden. Niemand die het hoorde want iedereen om mij heen was druk. Het ‘Tien-tien-tien’ werd gezongen, vanaf de tribunes gevolgd door ons “I will survive”. Ik was boos, teleurgesteld en wanhopig tegelijk. Ik dacht terug aan de wedstrijd uit bij Sparta, waar we ook in de 1e minuut achter kwamen. Daar liepen we de gehele wedstrijd achter de feiten aan. Wat zou het vandaag worden. Toch dacht ik ook dat er nog negenentachtig minuten waren om het recht te trekken. Recht voor mij zag ik minuten later Nicolai Jørgensen met een pijnlijk gezicht duidelijk maken dat het niet ging. Ook dat nog.
De spanning die ik had, maakte na 36 minuten plaats voor irritatie. 2-0 voor de Amsterdammers. Ik stond op en maakte mij snel uit de voeten. Snel naar het toilet, terwijl ik helemaal niet hoefde te plassen. Naast mij stond iemand in plat Amsterdams te roepen dat Ajax de beste was, waarop een ander riep dat het makkelijk 4 of 5-0 zou worden. Ik liep weer terug naar mijn plek waar het o-ho-ho-ho-ho-lied vanuit veel vakken te horen was. Geïrriteerd ging ik zitten waar mijn buurman druk was met zijn telefoon in plaats van naar de wedstrijd te kijken. Bij het fluitsignaal voor rust liep ik als eerste het vak uit. Ik merkte aan mijzelf dat ik totaal geen rust in mijn lijf voelde en het liefst nu in een ruimte wilde zijn, waar ik helemaal alleen was. De euforische stemming was bij iedereen te merken. “We maken ze af, die kakkerlakken” en “Het zou mij niets verbazen als het 6-0 zou worden” waren teksten waar ik mij voor af probeerde te sluiten. In de businesslounge pakte ik snel wat te drinken en las de appjes op mijn mobiel. Na het zien van een foto met groene rook verscheen er een glimlach op mijn gezicht. Ik voelde mij even niet alleen.
Tot ziens
De tweede helft startte en ik zag dat Tapia het veld in was gekomen voor Karsdorp. De euforie leek met de minuut erger te worden en het voelde als een martelgang om daar te zitten. De opmerkingen van de Ajax-supporters om mij heen over mijn Feyenoord, waren niet van de lucht. Het enige wat ik probeerde te doen is mij af te sluiten voor deze teksten. En dat lukte maar niet.
Voor mij zag ik meerdere malen de verdediging van Feyenoord standhouden. Het geloof in een goede afloop was er niet, maar de marge qua doelpunten klein houden dan weer wel. Bij elke aanval van de thuisploeg gingen veel mensen in mijn vak staan. Ik bleef, demonstratief, zitten. Met nog een klein kwartier te gaan was de irritatie bijna tot op een kookpunt genaderd. Door het oeverloze gezang, blije mensen om mij heen gecombineerd met Amsterdamse accenten, werd mijn gemoedsrust er niet beter op. Tegen alle principes in, stapte ik in de 83e minuut op van mijn stoel en verliet het vak. Bij het verlaten van de ruimte achter de vakken en op de roltrap stappend, begroette een vrouwelijke steward mij met de woorden ‘Tot ziens’. Ik bedacht mij geen moment en zei: “Dat denk ik niet”.
Buiten liep ik snel naar de parkeergarage. Ik wilde hier weg. Om mij heen zag ik een verdwaalde supporter lopen en veel politie, die bij hun busjes stonden te praten. Nadat ik in mijn auto was gestapt en de sleutel omdraaide, hoorde ik de twee verslaggevers van Radio 1 praten. De thuisploeg werd bejubeld en Feyenoord allerminst. Bij het verlaten van de parkeergarage verscheen er een glimlach op mijn gezicht. De marge van twee doelpunten was verminderd met één door een doelpunt van Michiel Kramer. Ik reed rustig verder en hoorde de verslaggevers zeggen dat het zomaar nog spannend kon worden. Een aantal minuten later was het klaar. Ik reed ondertussen al richting Rotterdam. Onderweg naar huis met een ervaring rijker maar een illusie armer.
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.
Marcel Labrie is een groot Feyenoord-fan. Van jongs af aan is hij in De Kuip te vinden. De creatieveling vindt in de Rotterdamse voetbalclub een onuitputtelijke bron van inspiratie die hij op een doek tot leven laat komen. Hand in Hand spreekt met de kunstenaar over zijn liefde voor Feyenoord en hoe hij die liefde verwerkt in zijn werk.
Tekst: Ilona van der Werf ▪ Foto’s: Ilona van der Werf & Rob Jelsma & eigen archief Marcel Labrie
Het is het klassieke verhaal. De jongen die aan de hand van zijn vader naar De Kuip gaat. Voor het eerst die spanning. De mensenmassa met allemaal hetzelfde doel: Feyenoord naar die overwinning schreeuwen. Zo was het ook voor Marcel. Geboren in Rotterdam. Uit een gezin waar Feyenoord dé club was. “Dus daar ging ik als zevenjarige jongen. Samen met mijn vader mee op stap. Ik weet niet meer welke wedstrijd het was. De tegenstander, de einduitslag; ik zou het niet durven zeggen. Maar één ding zal ik nooit vergeten. En dat was het moment toen wij scoorden. Ik schrok me rot van het plotselinge lawaai. Iedereen ging staan, springen en zingen. Dat maakte zo’n indruk op mij…”
‘En als die club eenmaal in je zit, dan blijft dat voor je leven’
Het duurde niet lang dat Marcel zijn eigen weg vond naar De Kuip. Op zijn zestiende nam hij een seizoenkaart op vak S. “De sfeer in De Kuip, dat is iets unieks. Daar wilde ik zo graag deel van uitmaken. Als kleine jongen is de liefde voor de club er ingegoten bij mij. En als die club eenmaal in je zit, dan blijft dat voor je leven.” En nog steeds is Marcel vaak in De Kuip te vinden. Samen met zijn kinderen. “Met m’n oude Vespa ga ik dan op weg. Binnen twintig minuutjes ben ik er dan. Kan ik praktisch voor De Kuip parkeren. En mijn plek zoeken in het stadion. Ideaal. En ook mijn kids zijn helemaal gek van de club. Dat kon natuurlijk ook niet anders”, grapt de geboren Rotterdammer.
Kunstenaar
Naast zijn liefde voor Feyenoord kende Marcel in zijn leven nog een passie. “Toen ik oud genoeg was om een potlood vast te houden, begon ik al met tekenen. Dat zat er vanaf een hele jonge leeftijd al in. En die passie is alleen maar uitgebreid door de jaren heen.” Als kind waren de potloden zijn instrumenten. Als tiener ontdekte hij graffiti. Waar hij op legale muren door de stad Rotterdam zijn werk achterliet. “Het ging bij mij niet om de spanning bij het illegaal graffiti spuiten. Ik wilde gewoon iets moois maken met die spuitbussen. Die liefde heb ik vandaag de dag nog steeds. Ik verwerk graffiti nog altijd in mijn werk. De felle kleuren knallen echt van het doek. Het is ook een knipoog naar het verleden. Naar het New York van de jaren zeventig. Ik noem mezelf ‘Labrie was here’, zoals dat destijds op de muren met graffiti werd geschreven.”
‘De Kuip, dat is een fenomeen. En met dit werk heb ik dat tot uiting willen brengen’
Het bestaan van een kunstenaar staat vol vraagtekens. Toch besloot Marcel om voor zichzelf te beginnen. “Het begon met een passie. En op een gegeven moment merkte ik dat er waardering was voor mijn werk. Dus besloot ik negen jaar geleden om de sprong te wagen. Om van mijn passie mijn werk te maken. En ik heb geen moment spijt gehad van die keuze. Ik verdien met hetgeen wat ik het liefste doe, mijn geld, dat is toch het mooiste wat er is.” Over of de kunstenaar als jonge knul ook een andere droom had, zoals voetballen in De Kuip, is Marcel heel duidelijk. “Nee. Hoe leuk ik voetbal ook vond, en nog steeds trap ik graag tegen een balletje, wist ik direct dat op het voetbalveld niet mijn talent lag. Zulke illusies heb ik ook nooit gehad.”
Feyenoord op het doek
Al gauw vond Feyenoord een weg op de doeken van Marcel. “Eerst begon het met schetsen. Van bijvoorbeeld De Kuip. Ik werkte voorheen vaak met zwart-wit tinten. Dus daar pasten die schetsen van De Kuip ook bij. Ons stadion, het is een bron van inspiratie. De sfeer, de supporters, de emotie: daar kan je zoveel kanten mee op. Als kunstenaar ontwikkel je je ook. Nu werk ik veel met graffiti en felle kleuren. Ook met deze stijl heb ik Feyenoord verwerkt.” Zo heeft Marcel portretten gemaakt van Feyenoord-iconen als Coen Moulijn. Maar voornamelijk het stadion, onze Kuip, wordt door de kunstenaar gebruikt als inspiratie.
Zijn grootste trots is ‘De tempel aan de Maas’. Op het doek staat met grijstinten De Kuip afgebeeld. “Die heb ik nagetekend op basis van foto’s. Vervolgens heb ik verschillende lagen graffiti erin verwerkt. Met teksten zoals onder andere ‘We shall not be moved’ in graffiti. Met felle kleuren, zodat het nog meer van de muur springt. De Kuip, dat is een fenomeen. En met dit werk heb ik dat tot uiting willen brengen. Dat is toch aardig gelukt, mag ik eerlijk zeggen.” Onder de Feyenoord-supporters is dit werk ook een hit. “Ik heb er meer dan honderd verkocht. Elke keer als ik ‘De tempel aan de Maas’ op Facebook zet, krijg ik direct goede reacties.” Zelfs clubicoon Gerard Meijer heeft een exemplaar. “Voor zijn verjaardag gaf zijn vrouw hem dat cadeau. Ik mocht het werk vorig jaar overhandigen. Dat was een heel bijzonder moment.”
Inspiratie
“Het is moeilijk uit te leggen waar mijn inspiratie vandaan komt. Het kan komen van een film, muziek of songtekst. Het kan van alles zijn, wat mij opeens aanzet om iets op het doek te zetten. Het begint met een idee in mijn hoofd. En daar ga ik mee aan de slag. Net zo lang totdat ik vind dat het werk klaar is. Daarom heb ik ook nog nooit spijt gehad van één van mijn doeken. Ik werk er net zo lang aan totdat ik tevreden ben. Maar het perfecte doek heb ik nog niet gemaakt. Als dat zo was, dan kan ik nu al stoppen.”
Ook bepaalde voetbalwedstrijden hebben Marcel geïnspireerd om zijn kwasten op te pakken. Zoals het WK 2014. “Ik heb van de legendarische kopbal van Robin van Persie een schilderij gemaakt. En ook één van Dirk Kuyt.” Marcel heeft de huidige captain van Feyenoord op zijn knieën zittend, met zijn armen naar de hemel gestrekt, afgebeeld. Het was na de gewonnen wedstrijd tegen Mexico. De Katwijker speelde een sterke pot, precies zeven jaar na de dood van zijn vader. “Het was een kippenvelmoment, dat draaide om meer dan alleen voetbal. De emotie is zichtbaar en dat heb ik ook met dit doek willen afbeelden.” En dat is gelukt, want toen Dirk Kuyt dit werk van Marcel zag, wilde hij het hebben. “Via via had Kuyt een foto gezien van mijn schilderij. Toen ik hoorde dat hij het wilde overnemen, was ik dolenthousiast. Het duurde even voordat ik het kon overhandigen, want hij woonde destijds nog in Turkije. Met mijn hele gezin heb ik uiteindelijk het schilderij aan Dirk gegeven. Dat was een onvergetelijk moment voor mij.”
Nog niet klaar
Een mogelijk kampioenschap borrelt al in het hoofd bij Marcel. “Ik heb genoeg ideeën om dat feestje op het doek tot leven te brengen. Maar daar durf ik nog niets van te zeggen. Pas als we daadwerkelijk die schaal binnen hebben, zal ik eraan beginnen. Je weet nooit wat er allemaal nog kan gebeuren. We staan er goed voor, maar ja, het is nog niet binnen, hè?”
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.
De spanning in de titelstrijd is niet meer uit te houden. De ene Feyenoorder wil hier liever zo min mogelijk mee worden geconfronteerd, terwijl de ander juist in deze periode 24/7 met zijn of haar cluppie bezig wil zijn. Voor die laatste groep is er deze week weer geweldig nieuws: de nieuwe Hand in Hand is uitgekomen! Deze maand met onder meer spelersinterviews met Brad Jones en Jan-Arie van der Heijden. En uiteraard veel andere mooie artikelen.
Van der Heijden spreekt in zijn gesprek met Hand in Hand over menig onderwerp, waaronder de supporters: “Toen we na Heerenveen uit de supporters gingen bedanken, leek het wel of we thuis speelden. Ook in alle andere vakken zaten ze. Hahaha. Mooi is dat. De kracht van het Legioen is in heel Nederland bekend. Dat van die twaalfde man is echt zo. We hebben ook moeilijke momenten gehad, maar als ze er dan achter gaan staan, voel je enorme power en het team voelt dat heel goed aan.”
Jones wist voor zijn komst ook dat de supporters voor een geweldige sfeer kunnen zorgen: “Ik sprak Luke Wilkshire wel eens toen hij hier nog speelde en hij zei altijd dat spelen in De Kuip heel bijzonder is: het stadion, de fans. Toen Feyenoord kwam, heb ik niemand gebeld om te vragen: moet ik het doen? Daar was ik snel uit.” Verderop in het blad komt zijn vrouw Dani aan het woord in de rubriek ‘Op de bank met…’.
Ook in deze Hand in Hand: freelance sportfotograaf Sander Chamid, kunstenaar Marcel Labrie die zijn liefde voor Feyenoord verwerkt in zijn werk, één van onze verslaggevers die undercover naar De Klassieker in de Arena ging en daar met “ervaring rijker en een illusie-armer” een verslag over schreef, schaatser en Feyenoord-supporter Jan Smeekens, prachtige foto’s, verhalen van 80 jaar De Kuip en nog veel meer.
Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden met een lidmaatschap inclusief Hand in Hand van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop.Lid worden van De Feijenoorder doet u door hier te klikken.Als lid inclusief de Hand in hand geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.
In ons magazine de Hand in Hand van april 2017 een interview met Brad Jones. Nog geen lid van De Feijenoorder maar wilt u wel ons magazine ontvangen? Word lid door hier te klikken! U ontvangt dan de Hand in Hand van april met hierin een interview met de Australische keeper van Feyenoord binnenkort op uw deurmat.
De nieuwe Hand in Hand valt in de tweede helft van deze week bij de leden van De Feijenoorder op de mat. Ook is de Hand in Hand, met onder meer een interview met Eljerio Elia, in menig boekhandel los te koop.
Naast het interview met Elia komen ook Bart Nieuwkoop, Sjaak Troost en Jandino Asporaat uitgebreid aan het woord. Troost speelde zijn hele voetbal carrière bij Feyenoord. Met de kousen naar beneden: “Ik speelde het liefst met afgezakte kousen omdat ik van die dikke kuiten had. Die kousen knelden gewoon en dat hinderde me in mijn spel.”
Nieuwkoop koos bewust om bij Feyenoord te blijven dit seizoen en zich niet te laten verhuren. “Ik koos ervoor om te blijven en te strijden voor mijn plek. Ik wist voor het seizoen dat ik de tweede rechtsback zou zijn.”
Verder in deze Hand in Hand:
Op de bank met Joke van der Heide
Prachtige foto’s van en een vraaggesprek met Guus Dubbelman
Columns van Peenvogel en Rood-Witte bril
Een verslag van de sfeeractie tegen PSV en de museumnacht
En aandacht voor de Feyenoord connectie en stille krachten vanuit vaste vrijwilligers.
Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle hoofdleden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder doet u door hier te klikken. Als hoofdlid geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.
Voor het internetprogramma ‘Betweters’ wordt aan Martin van Waardenberg de vraag gesteld: ‘Wie wordt er kampioen in de Eredivisie?’ Martin van Waardenberg: “Ehm, wij staan nu bovenaan. Als we dat zo houden, dan worden wij het, zou niet verkeerd zijn, mensen.”
Tekst: Peter Tetteroo ▪ Foto’s: Peter Tetteroo, archief Piet Bouts, 010
Meejuichen met je vader
Martin van Waardenberg, enig kind, geboren in het Eudokia Ziekenhuis te Rotterdam, groeide op in Overschie, waar hij op een grasveld tussen de flats, dag in dag uit, voetbalde. De zoon van een politieagent, kwam in aanraking met Feyenoord door zijn vader, die voor een televisie naar schimmige zwart-wit beelden van voetbalwedstrijden zat te kijken, te juichen en hartstochtelijk zat mee te leven. Martin: ‘Mijn vader zat te schreeuwen en te juichen voor het tv-tje, bij het Theo Koomen-achtige commentaar bij het voetbal. Dat maakte indruk en zo ben ik erin gegroeid.
1999
In 1999 vierde Van Waardenberg het landskampioenschap mee op de Coolsingel.
Martin: “Een bijzondere middag. Kampioen worden, dat doen we niet zo heel veel. Van Gastel met de schaal. De jongens op het bordes, feest. Het liep op een gegeven moment helemaal uit de klauw. Schieten, plunderen en charges van de ME. Ik houd niet van geweld, ik dacht: Ik ga in dat portiekje staan, dan trekt het wel aan me voorbij. Mooi niet. Ik werd met harde hand uit mijn schuilplek geranseld door de ME. Het centrum werd grondig schoongeveegd, met mij erbij.”
Sigaren op de tribune
Heeft Van Waardenberg een speciale herinnering aan een wedstrijd in De Kuip? Martin: “Ik ging eens met een paar vrienden naar een wedstrijd van Feyenoord tegen Ajax. Goedgeluimd stonden we met zijn vieren op de tribune. Allemaal een grote sigaar in de mond. Het was in de tijd dat er nog geen overkapping was, het begon te regenen en we stonden al snel met 0-2 achter. Zijn we snel naar het café gegaan. Zaten we daar met z’n vieren een beetje chagrijnig aan de bar achter een biertje.”
Voetbal en stappen
“Ik heb vroeger bij Neptunus gevoetbald en tegenwoordig voetbal ik wekelijks met een paar vrienden en wat jongens van Men At Work in de zaal. Een voetbalwedstrijd is leuk, maar vooral de derde helft is belangrijk. Met een paar liefhebbers gaan we graag naar wedstrijden in het buitenland. Laatst zaten we in Camp Nou te Barcelona. Dat zijn prettige weekendjes waarin het café na de wedstrijd een grote rol speelt. Ik ging ook eens stappen met wat spelers uit het kampioenselftal van 1999. Zo’n Bosvelt en Van Gastel, man. Die drink je niet onder tafel hoor. Dat soort jongens heeft zo’n conditie, die drinken makkelijk 40 bier weg.”
Spelers van nu
“Als ik naar het elftal van nu kijk, springt er een paar voor mij uit. Zo’n Karsdorp kan heel verrassend zijn. Elia moet zijn dag hebben, maar dan is het ook een genot om naar hem te kijken. Vilhena zie je samen met El Ahmadi heersen op het middenveld en dan die Botteghin. Die is in no time van een vraagteken naar een echte Feyenoord-verdediger gegroeid. Die is heel belangrijk geworden.”
Van Waardenberg deed op uitnodiging mee met een reanimatiecursus voor de spelers van de selectie. Martin lacht: “Eén ding, als je ooit gereanimeerd moet worden, zorg dat Kongolo uit je buurt blijft. Dat is er eentje hoor. Totaal ongeïnteresseerd tijdens die cursusmiddag. En maar op zijn telefoontje kijkend een beetje tegen de muur aangeleund staan. Nee, reanimeringshandelingen gingen hem echt te ver.”
Hoeder van de stad
Scène uit Kanniewaarzijn: Astrid Joosten: “Feyenoord-supporters kunnen een uitvaart in stijl krijgen. Een kist met een rood-wit bloemstuk met Feyenoord-logo, een kist in Feyenoord-design, een afscheidsmoment in het stadion, de spelersbus als volgauto voor de nabestaanden, met de uitvaartstoet nog één laatste ronde door het stadion …” Martin van Waardenberg als Rotterdamse taxichauffeur: “Als ik dood ga, wil ik gecremeerd worden in een Ajaxtenue, in een Ajaxkist met een Ajaxvlag erover en dat met volledige instemming van mijn hele familie.” Mevrouwtje: “Maar eh, u bent toch Rotterdammer?” Van Waardenberg: “Juist en in Rotterdam vinden we niks mooier dan dat er iets van 020 in de fik staat.”
Martin heeft het niet zo op Amsterdam. We hebben het over de trend van Amsterdammers die hun poppenhuizen verlaten omdat ze doorkrijgen dat het bij ons in Rotterdam prettiger, ruimer en goedkoper wonen is. Niet uit je slaap gehouden worden door het geluid van rolkoffers op weg naar de zoveelste AirB&B midden in je woonwijk. Geen last hebben van de een na de andere Amerikaan, Japanner, Rus, Brit en noem maar op, die de overvolle, smalle straatjes bezetten. Van belachelijke huizenprijzen. Martin: “Als ik ze zie rijden op de A13 richting Rotterdam met hun aanhangers met huisraad, houd ik ze tegen, laat ik ze omdraaien en stuur ze regelrecht terug naar hun Open Lucht Museum. Hup, wegwezen.”
Van Waardenberg: “Is het zo mooi in Amsterdam, met al die lichies ‘s avonds? Ik weet het niet, ik ben er nog nooit geweest. Ik kom nooit verder dan Schiphol en dan stijg ik op.”
Wij verdienen het, daar geven ze het uit
Ook het feit dat televisie- en filmbonzen in Amsterdam kantoor houden, bevalt Van Waardenberg maar matig. Martin: “Alles bepalen ze daar joh. Flikken Rotterdam wordt in Amsterdam gedraaid. Komen ze even hier naartoe om de skyline te filmen en gaan dan als de sodemieter weer terug naar huis. Als ik een idee voor een film of televisieprogramma heb, moet ik daar naartoe om het te laten keuren. Dat gaat altijd fout. ‘Nou eh, we gaan erover nadenken en laten het je weten’, zeggen ze dan. Hoor je nooit meer wat van. Als ik ze na lang wachten opbel, hoor ik gerommel in een la, ja ze hebben het gevonden, nee ze vinden het toch niet zo geschikt of ze willen dat ik het script eerst helemaal uitschrijf. Ja, dag, daar ga ik niet aan beginnen. Weet je hoeveel uren daarin gaan zitten, met een grote kans dat ze het alsnog afwijzen? Neem het script van de Marathon. Daar heb ik jaren mee moeten leuren. Nee hoor, dat zagen ze niet voor zich. Uiteindelijk kreeg Reinout Oerlemans het onder ogen, die vond het leuk en zei: ‘Hier heb je een zak geld, ga het maar doen.’ Maar ja, Reinout heeft zijn hele zaak verkocht en staat alleen nog maar op de golfbaan in Los Angeles. Hier in Rotterdam kan niet veel meer op filmgebied. Rijnmond heeft geen geld, het Rotterdamse Filmfonds bestaat niet meer… Het is moeilijk om hier nog iets leuks te doen op dat gebied.”
Zou Waardenberg niet een film kunnen maken in de sfeer van Feyenoord? Martin: “Even uit de losse pols, dat wordt dan zo’n film: Een louche voetbalmakelaar haalt een jonge jongen uit Ghana hier naartoe en stopt hem in een armzalig flatje. Die jongen traint op Varkenoord en blijkt heel goed. Hij ontwikkelt zich snel, debuteert in het eerste en scoort in een finale de beslissende goal. Een gouden toekomst ligt voor hem open. Dan raakt hij op een lullige manier geblesseerd en kwakkelt een tijdje door. Haalt zijn niveau niet meer en raakt in de vergetelheid.”
Hoe eindigt die film? Martin: “In het trapgat.”
Martin van Waardenberg, Rotterdam, 9 januari 1956
Van Santen, Van Santen en Van Santen
Waardenberg en De Jong
Familie Oudenrijn
Loenatik
Sesamstraat
Klein Holland
De Snoepwinkel van Zevensloten,van Jeugdtheater Hofplein
Herinnert u zich deze nog?!
Sint & Diego: de magische bron van Myra
De Marathon
Gammareclames met John Buijsman
Kanniewaarzijn
Rotterdam Marketing Award
Kidnep
Thuisfront (prijs voor beste acteur tijdens het 48 Hour Film Project)
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.
Ruud Heus: “Rinus Israël haalde me van AZ naar Feyenoord voor 500.000 gulden. Volgens mij heeft de vader van Paul de Leeuw dat betaald. Feyenoord-supporter met een flinke portemonnee. Hij zat in de groente geloof ik. Ik beleefde de mooiste voetbaljaren in Rotterdam-Zuid. Het begon niet zo geweldig allemaal, wat betreft de successen, maar toen die eenmaal kwamen. Man, wat een wereldelftal hadden we toen.”
Wim en Willem
“Jansen en Van Hanegem waren de beste trainers die ik gehad heb. Jansen leerde ons hoe we de basis goed moesten organiseren. Ten eerste geen doelpunt tegen krijgen en dan van achteruit opbouwen. Met hem legden we de basis voor de successen die we daarna behaalden. Van Hanegems visie was: Naar voren spelen. Anticiperen. Voetballen is ook zonder de bal meedoen. Die twee mannen waren zo goed, ongelofelijk. Als wij een partij speelden tijdens de training deden zij ook wel eens mee. Dan gaven we ze expres een verkeerde bal, net iets te hoog bijvoorbeeld. (Ruud gaat staan om het voor te doen). Kijk zo. En als ze hem dan op die onmogelijke hoogte aangespeeld kregen, vingen ze hem zo op en verwerkten ze die klote bal tot een goede bal. Die twee konden gewoon meedoen omdat ze zo goed waren. Niet normaal. Ze legden de bal neer waar ze wilden, met buitenkant links of rechts, net zo makkelijk. Als ze nu nog de fysiek zouden hebben van de jongens van nu, waren ze nog absolute wereldtop.”
Tottenham Hotspur, maart 1992
De Spurs kwamen met ster Gary Lineker in de gelederen, voor een gelijkspelletje naar Rotterdam. Ze hielden de boel achterin stevig op slot. Het zag er lang naar uit dat het inderdaad een gelijkspel ging worden.
Heus: “In een duel met een middenvelder kwam de bal tussen mij en hem in. Ik raakte hem half op zijn knie, kreeg de bal mee en gaf hem op Blinker, die speelde hem naar Kiprich en in de 56ste minuut scoorde József de enige goal van de wedstrijd. Met een 1-0 voorsprong naar White Park Lane in Londen. Daar maakten die gasten meteen duidelijk hoe de vlag erbij hing. De Wolf kreeg meteen een elleboog, ik had er binnen acht minuten twee te pakken, Ed de Goey ging vlak voor rust neer door een elleboogstoot van Stewart. Het was een veldslag. Je bent gladiator in een arena en zij zijn de tegenstander. Jij pakt mij en ik pak jou. De sterkste wint.”
Ondanks de Londense storm stond de Feyenoord-verdediging als een huis en er viel geen doelpunt in deze pot. 0-0. 2000 fans zagen Feyenoord de halve finale in het Europacuptoernooi voor bekerwinnaars bereiken.
Monaco, april 1992
Heus: “De grootste domper met Feyenoord kwam in de halve finale van het bekertoernooi. We hadden van Tottenham Hotspur gewonnen en nu stond Monaco op het menu. Daar speelden Rui Baros en George Weah en de coach was ene Arsène Wenger. In Monaco vlogen we er meteen bovenop en scoorde Robbie Witschge al na negen minuten de 0-1. Na een half uur scoorden zij de gelijkmaker. We speelden de wedstrijd knap uit en stapten met een goed uitgangspunt van het veld. In Rotterdam volgde de domper. We maakten daar de grote fout om zonder plan aan de wedstrijd te beginnen. We hadden niks afgesproken, gaan we meteen druk zetten, laten we ons inzakken, geen plan en bij rust stonden de Fransen met 1-0 voor. Na rust maakte Weah de 2-0 en meteen daarna vond Kiprich het net. 2-1. We gingen helemaal los en met het publiek massaal achter ons, kwamen we vlak voor tijd op 2-2 door een goal van Damaschin, die vlak daarna nog de 3-2 op zijn schoen had. Helaas. 2-2 was niet genoeg. Ik ben ervan overtuigd dat we dat jaar de Europacup voor Bekerwinnaars hadden kunnen winnen. We hebben in die wedstrijd te lang gewacht, tegen onze natuur in. Dat was een enorme teleurstelling.”
Werder Bremen oktober/november 1994
In De Kuip geeft Heus zo’n vervelende Duitser een klein elleboogje en deze gaat op de brancard het veld uit, staat op en komt er weer in. De scheids trekt een gele kaart voor de aansteller. Henke Larsson maakte na rust de 1-0 en daar bleef het bij. Twee weken later volgt Bremen. Er zaten duizenden supporters op de tribune en zij draaiden al voor de wedstrijd keiharde Feyenoord-muziek. Dat vonden de Duitsers niet leuk.
Heus: “Als je het veld opkomt en er zitten zoveel supporters op de tribune, man, dan wil je het gras opvreten. In de eerste acht, negen minuten kregen we een orkaan over ons heen. De Duisters bleven maar komen. Bij een cornerbal stormden ze allemaal de 16 in. Wat doen we? Stevige bloks zetten. Elleboog hier, tackel daar. Ik kreeg een keekie en De Wolf nam even later wraak. Het werd 1-0 voor Bremen. Henke scoorde de gelijkmaker. Even later scoorde hij weer 1-2. Dan een penalty. Ik nam hem 1-3. Zij scoren. 2-3. Larsson was die avond ontketend en maakte de 2-4. Zij bepaalden de eindstand op 3-4. Niemand wint van Duitsers in Duitsland en wij deden het. We waren door.”
Deze wedstrijd staat ook bekend om de in polonaise langslopende spelers en de supporters die daar voor het eerst het ‘I will survive’ van de Hermes Houseband door het Duitse stadion laten schallen. Er werd flink feest gevierd tot in de late uurtjes.
Ruus Heus: “Voetbal is, samen met de supporters iets winnen. En dat met een elftal dat een paar miljoen kostte. De Wolf kwam voor vier ton van Groningen, voor mij legden ze vijf ton neer voor AZ, Bosz kwam voor 50.000 van Toulon. Voor wat dat hele elftal kostte, koop je nu niet eens één speler meer. Als we het veld opkwamen gingen we poetsen, 90 minuten tekeer, verbetenheid, het was nooit rustig, er moest altijd iets gebeuren en dan klaar, naar boven voor een biertje. Overal waar ik kom, op vakantie, in Rotterdam, beginnen mensen altijd over dat elftal, stukkie jeugdsentiment voor velen. Een belangrijk stuk van mijn leven ook.”
“Ik ben niet zo leuk weggegaan bij Feyenoord. Arie Haan kwam en die speelde de jongens tegen elkaar uit. Je wist niet meer wat wel of niet waar was, van wat er gezegd werd en dat maakte mijn laatste jaar tot het vervelendste dat ik in Rotterdam meemaakte. Op vijf mei 1996 speelde ik mijn laatste wedstrijd in De Kuip. Ik benutte nog een strafschop in de 55ste minuut en werd in de 66e minuut gewisseld. Ik kreeg een bos bloemen en dat was het. In de kleedkamer zag ik dat er een brief tussen de bloemen zat. Er stond in dat ik in het komende seizoen bij Excelsior aan de slag kon als een soort speler-trainer, maar daar had ik helemaal geen zin in. Theo Vonk haalde me terug naar AZ. Ik heb me daar een jaar lang kapot geërgerd. Als je zo’n grote club als Feyenoord gewend bent en dan bij zo’n provincieclub komt … . Als we verloren zeiden ze: ‘Jammer, volgende keer beter.’ En dat zo vijf keer achter elkaar. Joh, ik had elke maandag ruzie in de kleedkamer omdat ik vond dat ze te slap waren en te weinig kwaliteit hadden. Ze vonden het onprettig om zo aangepakt te worden en ik heb het daar na één jaar voor gezien gehouden. Het was een te grote stap, van 60.000 man in De Kuip naar zo’n 5000 man elke week in de Alkmaarse Hout. József Kiprich belde me of ik zin had om naar Cyprus te komen waar hij speelde. Dat leek me leuk, gezellig met József, mooi weer. Maar het ging mis, de Hongaarse trainer kreeg ontslag en Kiprich moest ook weg, dat avontuur ging niet door.”
31 mei 1993, de mooiste dag
Heus: ‘We waren de dag van te voren al naar Groningen gereden en overnachtten in een familiehotel. Ik sliep met De Wolf op de kamer en was al vroeg wakker. Ik kijk door een kier in het gordijn en zie een waterig zonnetje. ‘John’, zeg ik, “Vandaag worden we kampioen, ik weet het zeker.”
Met één punt voorsprong op PSV moet Feyenoord vandaag de uitwedstrijd tegen Groningen winnen om kampioen te worden. Er zijn lang niet genoeg kaarten voor de Feyenoord-supporters en men besluit om videoschermen in De Kuip te plaatsen. 35.000 supporters zien zo hoe onze jongens met 0-5 (nul-vijf!) de Groningers oprollen. Na het laatste fluitsignaal pakt Dean Gorré de bal van de Scheids af en schiet hem als een vuurpijl in de lucht. De supporters haasten zich terug naar Rotterdam en zien onderweg op bijna elk viaduct juichende supporters. Voor de spelersbus is er geen doorkomen aan en snel chartert men een vliegtuig. Zo vliegen de helden terug naar de Maasstad.
Heus: “Die terugvlucht was hilarisch, het vliegtuig ging zo tekeer dat de stewardessen in het gangpad lagen.”
Vanaf Zestienhoven reed de spelersbus naar het stadhuis en nadat alle supporters de Coolsingel bereikt hadden, kwam aanvoerder Metgod met de schaal het bordes op. 100.000 supporters …
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van De Feijenoorder. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van De Feijenoorder kan hier.